aziegek.reismee.nl

Like a pelgrim!

Vanuit Nara trekken we zuidwaart in de Kansai provincie om daar een klein stukje van de oude pelgrimsroute Kumano Kodo te lopen. Maar voordat we konden beginnen met het bewandelen van de paden der oudheid moesten we eerst richting Tanabe, waar we 4 uur met de trein en 4 overstappen later aankwamen. Bij de tourist information konden ze helaas niet al onze geplande hotels boeken, maar gelukkig wel die voor de nacht op de wandeltocht. Toen nog even maaltijden inslaan voor tijdens het wandelen en nog een uurtje met de bus naar Shirahama, waar we sliepen. Niet een heel handige plek route technisch gezien, maar we hadden op internet een lodge gevonden, die (met 79% korting) voor een ‘prikkie’ werd verhuurd. Dat konden we natuurlijk niet laten schieten. En ze hadden er zelfs een onsen. Dus nadat we lekker hadden gegeten zijn we nog even gaan badderen, privé dit keer want het hele hotel lijkt helemaal leeg. Luxe hoor! De volgende dag staan we al om 7 uur bij de bushalte om eerst weer terug naar Tanabe te reizen. Wat we zeggen, route technisch ging het hier een beetje mis ;-) Bij de Family Mart convenience store laten we onze grote tassen versturen naar de eindstop van de pelgrimstocht, niet echt als echte pelgrims... (maar wel als echte Japanners;-) en stappen we met een klein tasje de bus in naar Takijiri waar we aan de wandeling kunnen beginnen. In Tanabe stonden palmbomen en leek het weer zachter, maar toen we uit de bus stapten waaide het snoeihard, is het nogal wat kouder dan verwacht en valt er ook nog een spetter regen. Gelukkig blijft het bij die spetter en komt de zon tevoorschijn, maar fris is het wel! Flink doorwandelen dus. Onderweg staan her en der een paar schrijntjes en Boeddhabeeldjes en wandelen we over een aardig bospaadje, met helaas alleen maar kale bomen, en komen we af en toe door schattige hele kleine dorpjes die uit maar één straat bestaan. Kakashi’s, of te wel vogelverschrikkers, is ook wel een dingetje in Japan en regelmatig zijn de uitgestorven dorpjes vaak extra bevolkt met eigenaardige vogelverschrikker poppen... Anyways, beetje jammer dat we dan op die ene straat toch nog een keer verkeerd weten te lopen. Maar aangezien er overal roze lintjes aan de bomen hangen, lopen we niets vermoedend dapper door. Tot we na zo’n half uur ons toch afvragen waarom we geen bordjes meer tegenkomen. ‘Maar we moeten toch wel goed lopen?!! Wie hangt anders hier al die roze lintjes op?!!’ Na drie kwartier lopen we toch maar terug en zien we dat we wel maar liefst 3 bordjes die de juiste richting op wijzen hebben gemist, inclusief een bordje “this is NOT Kumano Kodo road!” Beetje heel erg jammer! Deze oude ‘weg’ die vroeger van Kyoto, via Osaka, Tanabe en over de bergen van Wakayama liep, wordt al eeuwen bewandeld als religieuze, heilige reis. Eerst door keizers, koningen en adel, later ook door priesters en nog later het gewone volk. We hadden daarom vele schrijntjes en tempeltje verwacht, maar meestal treffen we alleen gedenkstenen aan op plekken waar ooit een schrijntje stond. Op de informatieborden teksten als: “op de plek waar nu deze gedenksteen staat, stond vroeger een schrijntje waar Keizer huppeldepup heeft gebeden. Onder de boom die iets verderop staat heeft hij geluncht. Dit weten we uit het dagboek van de bewaker van de Keizer die hem vergezelde op deze reis.” De meeste heilige bezienswaardigheden vielen ons dus wat tegen. En toen we op de eerste dag tijdens onze lunch helemaal verkleumd raakten door de gemeen koude wind en we onze lunchbakjes met lekkere gerookte makreel niet eens meer konden eten met stokjes, waren we blij dat we maar twee dagen hoefden te lopen. We hebben wel dankbaar gebruikt gemaakt van het hete bad dat onze hotelmevrouw had klaargemaakt en het soort van gaskacheltje in ons kamertje die nacht heeft overuren gedraaid ;-) Centrale verwarming kennen ze namelijk niet in Japan. De laatste dag eindigde de route langs nog meer schrijntjes en vooral gedenkstenen in Hongu. Hier staat de mooie tempel Kumano Hongu Taisha en de grootste torii van Japan. Een bijzondere, niet alleen omdat hij de grootste is, maar deze is zwart, en steekt bijzonder af tegen de groene rijstvelden waar hij midden tussen staat. Onze tassen blijken gelukkig ook bij de tourist information van Hongu aangekomen te zijn en na nog wat boodschappen ingeslagen te hebben, pakken we de bus naar Yunomine Onsen.

Na deze twee lange, barre en koude dagen wandelen, ja overdrijven is ook een vak, is het tijd om lekker op te warmen en te ontspannen. En dat kan in Japan het beste in de hotspring badjes. Onze ryokan had er zelf ook een, dus die hebben we bij aankomst gelijk maar even uitgeprobeerd. De volgende dag hebben we een bezoekje gebracht aan alle drie de onsens in de omgeving. Eerste de grote van Watarase Onsen. We moesten wel even zoeken, want de ingang zat verstopt in wat voor ons gevoel een toeristenwinkel was. Ook was het een beetje wazig hoe je vervolgens het bad binnen ging en bleken we een ticket uit een machine te moeten kopen die we dan bij de meneer naast de machine weer in moesten leveren... Na lekker badderen in de verschillende buitenbaden en een groene thee ijsje (de Japanners lijken gek op ijs en ook in de winter kun je overal ijsjes kopen!), zijn we naar Kawa-yu Onsen gelopen. Dit is geen mooi badhuis, maar gewoon een plek in de rivier, die wel is afgezet met stenen, en waar iedereen gewoon lekker in kan badderen. Aangezien het buiten en gemengd was, moesten we dus wel wat onhandig klungelend onze zwemkleding aantrekken. Al gewaarschuwd door de stoom die van het water kwam, bleek het water nog heter dan gedacht te zijn. En om de zoveel tijd moest je er ook even uit om je rood aangelopen huid af te laten koelen. Je kon ook naar de overkant van waden, daar zat blijkbaar de hete bron, want iedereen die dit probeerde kraaide het uit van pret. Of meer waarschijnlijk, pijn. En dan moest je nog terug... Als laatste hebben we de onsen van onze buren nog even geprobeerd, Yunomine Onsen. Hier hadden ze eindelijk een badje waar je samen in mocht. De overige baden zijn allemaal man/vrouw gescheiden. Dit badje kon je afhuren voor privé gebruik. Lekker natuurlijk, maar dat betekende wel eerst ruim een half uur wachten, brrr buiten brrr, tot we aan de beurt waren. Daarna nog even naar het openbare badje, een heus medicijn bad, maar dat was een iets minder succes. Voordat je in de badjes kan, moet je je namelijk eerst schoon wassen. Prima natuurlijk, en normaal staat er altijd zeep, maar dit keer niet... En ook al had Elske de hele dag al gebadderd en was ze meer dan schoon, de dames in het badhuis leek het geen goed idee dat ze zonder zich nog een keer grondig met zeep te hebben gewassen bij hun in het bad stapte....Een van de dames was zo aardig om zeep en shampoo te geven, maar het voelde nogal gênant en na het, voor de vorm, even onderdompelen in het bad en na dus weer een grondige wasbeurt mét zeep, hield Elske het snel voor gezien. Bleek ze ook het verkeerd bad gekozen te hebben, en was ze helemaal niet in het speciale medicijn bad geweest...

Na de badjes gaan we weer op zoek naar tempels. Koya-san staat op het programma, maar dat blijkt nogal lastig te bereiken met het openbaar vervoer. Misschien hadden we ons pelgrimspad nog moeten vervolgen.... Maar goed. Om niet terug te hoeven reizen naar Tanabe, kiezen we voor de langere busroute via Gojo. En dat was weer een ervaring op zich. Dat buschauffeurs hier tegenwicht bieden aan de snelheidsmaniakken in Zuid Korea wisten we al. Drukten buschauffeurs in Zuid Korea auto’s zo ongeveer van de weg, hier in Japan gaat het net even trager. Als we de 30 km per uur halen, is het waarschijnlijk veel. Ze nemen goed de tijd om bij elke bocht en elke dode-hoek-spiegel langs de weg goed in alle spiegels te kijken. Heel goed natuurlijk. En bij dat kijken, maken ze ook eigenaardig soepele handgebaren en wijzen ze naar elke spiegel waar ze in kijken. En als de kust dan veilig is, dan wordt de hand van achter uit de nek soepeltjes naar voren gestrekt en wordt de wijsvinger richting de weg de weg gewezen: ‘we go!’ Heel grappig om te zien! Behalve dit grappige tafereeltje was de bus vanuit Yunimine Onsen naar Gojo een pure sightseeing bus. Zo werd er onderweg door de chauffeur via de microfoon informatie gegeven over de mooie plekken waar we langsreden, zoals bijvoorbeeld de waterval, een grote dam, een landslide (die was natuurlijk minder mooi, maar wel indrukwekkend). Ook werd er elk uur wel een pitstop van 10 minuten gehouden voor wc en koffie. Maar de mooiste was nog de stop van ruim 20 minuten waarbij we werden geattendeerd op de grote ‘hangende brug’ een klein stukje verder op. Eigenlijk alleen maar leuk, bijna kawaii, oftewel schattig, maar laten wij nou maar 4 minuten overstap tijd hebben om in Gojo de trein naar Koya-san te halen. Nu blijkt het station in Gojo nog kleiner dan in Rijssen te zijn, dus dat is gelukt. En tijdens de overstap in Hashimoto was het ook nog gelukt om te pinnen, dus konden we met een gerust hart verder richting Gokurakubashi om daar vervolgens de kabelbaan naar Koya-san te pakken. Toen nog een bus naar ons hotel en waren we eindelijk op plek van bestemming. Ook een leuk guesthouse met vriendelijke mensen en een soort van ‘tubes/capsules’ als slaapkamers. En om kosten te besparen sliepen we die nachten allebei apart in zo’n tube.

In Koya-san staan weer heel veel tempels, ook zeker een paar hele mooie, maar wij waren vooral onder de indruk van de begraafplaats Oku-no-in. Beetje gek om te zeggen natuurlijk, maar deze begraafplaats was heel mooi. De oprichter van het Esoteric Buddhisme en stichter van Koya-san, Kobo Daishi, ligt hier begraven. Althans, er zijn mensen die geloven dat Kobo Daishi niet dood is, maar in zijn graftombe aan het mediteren is. Hoe dan ook, de begraafplaats zelf staat vol met indrukwekkend hoge ceders en daartussen staan eeuwenoude beelden, gedenkstenen en stoepa’s. Ook hier zijn de beelden weer flink onder het mos begroeid en hebben de Boeddhabeeldjes gebreide mutsjes en gekleurde slabbertjes. Het voelde af en toe wat oneerbiedig, dat deze plek zo’n toeristenattractie is geworden, maar we konden zelf ook niet anders dan foto’s maken. Het was echt een bijzondere en bijzonder mooie plek. In Koya-san was ook nog een leuk wandelpad naar de top van een bergje met een uitzicht op de meer dan 110 tempels van Koya-san, maar vanwege de hevige mist hebben we dat maar voor waar aangenomen. En besloten nog een keer een kijkje te nemen op de begraafplaats, maar helaas was de mist niet zo laaghangend dat het door de hoge bomen heen was gedrongen en voor een extra mystiek effect zorgde. Maar ook zonder mist, was de begraafplaats bij avondlicht van de lantaarntjes ook heel mooi.

Om vanuit Koya-san ergens anders te komen, moesten we eerst weer via Osaka. Daar stapten we in het ons bekende wijkje rondom Namba station op de nachtbus. Voor we vertrokken hadden we nog tijd om een hapje te eten en laten we nu soort van om de hoek de sushi weten te vinden ;-) Bij het restaurant aangekomen zitten er helaas al mensen buiten te wachten op een plekje en zit er niets anders op dan aan te sluiten. Inmiddels een bekend fenomeen, maar we blijven het wat bijzonder vinden. Er zijn zo bizar veel restaurantjes en toch zie je bij meer dan één restaurant wachtrijen. Ondanks dat we even moesten wachten, waren we toch nog net op tijd, want vlak na ons wordt het echt druk en staat de rij tot dik op de straat. Als we na eventjes wachten naar binnen mogen, smikkelen we weer lekker van de sushi en stapelen de schaaltje zich al snel op. Blijkbaar is het een flinke toren geworden, want als de bediening de schade komt opnemen zegt ze 'wow!!'. In Zuid Korea kregen we nog applaus, maar hier moeten we het blijkbaar doen met een ‘wow’. Ach ja, het eten was weer heerlijk! En toen was het tijd voor de nachtbus richting Tokio! Vanaf de 5e verdieping waar de VIP lounge van de busmaatschappij zat, moeten we ons netjes opstellen in rijen van twee en worden we onder escorte naar de lift begeleid en beneden opgevangen door een meneer die ons vervolgens naar de bus brengt. Alle gordijnen zitten al dicht en na nog twee stops om mensen op te halen, wordt er een filmpje met een soort slaapdeuntje gedraaid en vertelt de busjongen nog een ’verhaaltje’ voor het slapen gaan. Dat waren vast instructies voor onderweg, maar ons Japans laat ons nog steeds in de steek, en vragen we ons af wat die beste jongen toch in vredesnaam allemaal te vertellen kan hebben. Direct na het verhaaltje knalt iedereen zijn stoel in slaapmode en gingen ondertussen de lichten uit. Pikdonker ineens en muisstil! ‘Ohh, ik geloof dat ze willen dat we nú proberen te slapen...’ Maar een klein half uurtje later knalden ze de grote lichten aan... Plaspauze... En dat herhaalden ze elke twee uur. Om 5.30 uur stonden we in Tokio en bleek, zoals al verwacht, het hotel nog dicht. Vlakbij hadden we ergens een bordje ‘open’ zien hangen, dus daar maar eens kijken. De trap op en toen stonden we voor de deur van een klein mini koffietentje voor de oude opa's in de buurt. Van 6-8 uur schonk opa, met zuurstoffles, koffie en maakte hij toast met boter en om 8 uur ging ie naar zijn winkeltje beneden. Een grappig tafereeltje weer, maar wat stonk het er ongelooflijk naar oud en rook daar. De koffie smaakte bijna naar rook... Maar we waren allang blij dat we ergens konden wachten en we mochten zelfs nog na sluitingstijd blijven wachten tot het hotel open was. Opa had ondertussen een woordenboekje opgescharreld om een paar woorden met ons te wisselen. Schattig toch!

Als om 9.30 uur eindelijk de receptie bij het hotel begint, vertellen ze gelukkig dat de kamer al klaar is en we er gelijk in kunnen. Superblij zijn we daarmee want we inmiddels voelen we ons wat gesloopt na het doen van alleen maar korte dutjes in de nachtbus en het hangen bij opa. Een dagje relaxen op ons kleine maar op zich fijne kamertje van zo’n 6 m2. Dat ie schoon en fris is maakt blijkbaar een groot verschil ;-) De volgende dag zijn we dan klaar om Tokio maar eens te verkennen. Bij de Senso-ji tempel is het een gezellige en levendige bedoeling, ondanks dat de tempel zelf niet helemaal toegankelijk is vanwege hoog bezoek ofzo. Of misschien juist daarom. Veel mensen zijn gekomen om wierook te branden, de rook over zichzelf heen te wuiven en vervolgens te bidden in de tempel. De rook van de wierook, het heerlijke zonnetje (we lopen heerlijk zonder jas en dat eind december), de grote lampionnen bij de ingang van de tempel en onder de torii, het geklik van het schudden van de geluksstokjes in de bamboekokers, de geur van de eten/snackkraampjes, alles samen maakt het een leuke tempel. We zien zelfs al een paar bloesemblaadjes aan de bomen... Die boom is vast in de war! Na de tempel wandelen we nog door een parkje waar we ons even in Nederland wanen. Er is een vijver met allemaal tulpen en er staan vrij veel fietsen langs de kant... Verder verkennen we nog het wijkje Yanaka, zoeken we nog naar een reparatieshop voor Elske’s telefoon, die we zelfs vonden, maar waar ze geen zwarte frontjes hadden (nog eisen stellen ook na al dat gezoek, ze zou eens blij zijn dat we een reparatieshop gevonden hadden...) en sluiten we de avond af in Akihabara. De wijk waar alles draait om manga en anime. De grote verlichte gevels met loeigrote anime karakters erop, de geluiden die uit alle verschillende winkels komen en meerdere verschillende geluiden uit één winkel komen. En dan staan er natuurlijk nog megagrote arcade hallen vooral van sega & taito (Konami heeft trouwens zijn eigen sportsclubs in Japan!). De winkels zelf staan vol met ongelooflijk veel animepoppetjes, -knuffels, -spelletjes, -speelkaarten, -sleutelhangers, -stickers, -dvd’s, natuurlijk de manga’s en nog veel meer (prullaria). Naruto en zijn vriendjes, Bleach, Attack on Titan, ze zijn er allemaal. Vitrines vol, je weet niet waar je kijken moet. En zo knallen de kleuren en geluiden je om je ogen/oren. Overal is geluid van muziek en anime series die in de winkels en op straat worden afgespeeld en alles gaat dus lekker door elkaar heen. Elke winkel bestaat uit meerdere verdiepingen, vaak wel 6, die allemaal vol staan met hun eigen specialiteit zeg maar. En hoe hoger de verdieping hoe hoger de leeftijdsgrens. Wel grappig om te zien dat de hogere verdieping met de hentai (manga porno) het drukst bezocht is... Ook rijden op straat grote vrachtwagens die vol zijn geplakt met manga en staan er buiten op straat overal meisjes in hele korte broekjes en rokjes met hoge kniekousen en schattige strikjes in hun haar, mensen, vooral mannen, naar binnen te praten. In de animeshops zie je bijna geen vrouwen en is het blijkbaar echt een mannendingetje. Manga (stripboeken) zijn trouwens overal te krijgen, zoals in de kleine supermarktjes zoals de 7/11, Lawson en Poplar en mensen staan daar ter plekke in te lezen. Nadat Rogier genoeg ideeën had opgedaan welke helden hij thuis in zijn game-room wil hebben, konden we terug naar het hotel... voor nog meer research op internet en het vinden van een andere reparatieshop.

Eerste kerstdag begint dus met nog een bezoekje aan een reparatieshop voor Elske’s telefoon. En als we daar binnenkomen kijken we elkaar wat verbaasd aan ‘dat is die jongen van gister uit die andere winkel’. De jongen kijkt ons aan, trekt zijn wenkbrauwen hoog op en maakt zo’n typisch Japans geluidje ‘huuuuuh.....You are same!’. Wat gebrabbel met zijn collega’s en dan zegt ie ‘you are so lucky!’ Hier hadden ze dus wel een zwart frontje en was de telefoon na maanden maar half te gebruiken in no-time gefixt! Fijn kerstcadeautje voor onder de denkbeeldige kerstboom. Dat kerst anders zou zijn wisten we natuurlijk, maar dat de feestdagen zo’n teleurstelling zouden worden... De Japanners zijn 84% aanhangers van het Shintoïsme, 71% is Boeddhist (en gezien deze getallen zijn Boeddhisten vaak ook aanhangers van het Shintoïsme, en andersom) en nog eens 8% doet wat anders. Dus de 2 procent Christenen die wel een kerstboom neerzet creëert, in ieder geval voor de lonely toerist, niet echt een kerstsfeer. Het is ‘business as usual’, iedereen moet gewoon werken en de winkelstraten zijn zoals altijd bomvol. Wij wandelen die dag door Shibuya, waar de bekende ‘oversteek van voetgangers’ is. Eerlijk zegt valt die ons wat tegen. Maar als we later op de dag hier terugkomen, is het nog drukker geworden en is het inderdaad een bezienswaardigheid. We kijken vanaf de stationshal op het diagonale zebrapad uit en bij groen licht lijken de vele mensen zich als een zwerm zwarte mieren naar de overkant te bewegen. In Harajuku willen we nog een tempel bekijken, maar blijkbaar gaat het parkje waar hij staat al om 16 uur dicht... Nog een kort rondje door het wijkje, op zoek naar de ‘fashiontribe’s. Want als je denkt dat tribes zich alleen diep in het oerwoud verschuilen dan heb je het goed mis (al kun je Tokio best als een urban jungle beschouwen). De stammen van Tokio hebben net zulke uitbundige en kleurige outfits als de ‘echte’ jungle stammen. Alleen net al is in de jungle moet je goed zoeken... maar dan zijn ze toch tussen de miljoenen kooplustige mensen, die opvallen met hun kleurrijke bijzondere jurken, knuffels, strikjes in de haren en uitbundige make-up en als je geluk had een my little pony op hun hoofd. Als afsluiter gaan we richting Shinjuku, waar we vanuit een overheidsgebouw (dat was gratis, in tegenstelling tot de Tokiotower) een mooi uitzicht over de stad hadden. Toen we het gebouw in gingen hadden we dat eigenlijk niet bedacht, zo hoog leek het niet. Maar toen we de met lintjes afgezette route naar de lift hadden gevolgd en daar keurig door een mevrouw werden opgevangen en in de lift werden gezet en zij vervolgens op het knopje voor de 45e verdieping drukte (ook het enigste knopje trouwens, dus waarom al die begeleiding als je toch niet verkeerd kan gaan...), keken we elkaar verbaasd en nieuwsgierig aan dat we zo hoog gingen. Onze maagjes begonnen inmiddels te rommelen, dus werd het tijd voor ons kerstdinner. Dat wilden we in Japanse stijl doen en daarvoor schijn je dan naar de KFC te moeten... We eten nooit fastfood, maar tradities moet je hoog houden, dus hebben we voor één keer over ons hart gestreken en zijn we achter in de rij gaan staan. Rij?? Ja, rij!!! Tot buiten, en zelfs om de hoek. En dan komt er een lieve meneer die de wachtrij dan netjes houdt, de mensen goed laat aansluiten, zorgt dat we niet het hele trottoir in beslag nemen. Zie je het voor je! Keurig twee aan twee in de rij voor wat gefrituurde kip... Dat doen Japanners blijkbaar met kerst?! Ze eten het trouwens thuis op, want het restaurant was verder ongezellig leeg en kozen wij een stoeltje aan de bar bij het raam, zodat ons spiegelbeeld voor wat extra aanwezigheid zorgde. Nu klinkt dit wellicht al wat sneu, toen we de kip proefden voelden wij onszelf zelfs een beetje zielig. Het was gewoon echt niet lekker! Maar goed, die ervaring hadden we dus ook weer en met een vette klomp kip die als een steen in onze buikjes lag, zijn we op de hotelkamer maar gezellig een filmpje gaan kijken. Tweede kerstdag hebben we Star Wars in Imax 3D gezien in de bios. We waren eigenlijk een kwartier te laat, maar mochten gelukkig nog naar binnen en leken we alleen de reclame te hebben gemist. Top!

In rijen maken zijn de Japanners trouwens best goed. Zo staan ze altijd netjes in de rij te wachten op de (stads)bus. En natuurlijk netjes binnen de lijntjes die op de stoep zijn getekend om aan te geven waar de rij zich mag vormen. Je ziet gelijk welke Aziaat geen Japanner is als die voordringt in zo’n rij... Ook staan ze soort van in de rij voor het stoplicht. Al sluit die rij wat minder netjes aan en slingeren wij er altijd door heen tot we vooraan staan en ons dan weer bedenken dat we waarschijnlijk voorgedrongen zijn. Stoplichten zien we trouwens ondanks de vogelgeluidjes pieuw..., pieuw-pieuw...., pieuw.... ook nog wel eens over het hoofd. Ze staan namelijk best ver van de kruising, soms wel 3 meter ofzo en als we dan halverwege de weg zijn en zo’n vogeltje begint te fluiten... Dus we zijn best vaak door rood gelopen. Milieuvriendelijk zijn Japanners niet echt. De straten zijn super schoon hoor, dus niet dat ze overal afval weggooien. Maar in veel restaurants krijg je wegwerpstokjes en in supermarkten krijg je zelfs als je een ijsje haalt het in een plastic tasje mee naar huis. En als we eten en andere dingen als bijvoorbeeld tandpasta kopen, dan moet dat in verschillende zakjes... We kunnen inmiddels een winkeltje beginnen!

De dagen tussen kerst en oud & nieuw zijn we in Nikko. Nikko ligt wat hoger, dus het is er een stukje frisser. En ze beloven sneeuw! Niet Elskes favoriet, maar het staat natuurlijk wel leuk als alle tempeldakjes zo’n mooi wit laagje hebben. Maar helaas, als we de volgende ochtend hoopvol de gordijnen open doen, zien we geen sneeuw en is het alleen maar koud. Verder zijn we vooral heel moe. Want hoe fijn het ook leek om weer eens in een echt bed te slapen, dit ding was vreselijk. Het valt het beste te omschrijven als een hangmat vol met drijfzand! We zakten samen, en helemaal tegen elkaar gedrukt, weg in het midden van het bed. En als we ons probeerden om te draaien werden we opgeslokt door de 6 lagen dikke zware dekens... Slaap lekker! Maar de zon schijnt, dus besluiten we om eerst de omgeving te verkennen. Daarvoor moeten we eerst een stukje met de bus. Die helaas stuiterdruk is. Tot grote ergernis van Rogier stapt bijna de hele bus uit bij een andere bezienswaardigheid, terwijl daar speciaal een andere bus naar toe reed... Al mopperend over de mensheid en waarom mensen in ‘onze bus’ gingen zitten, terwijl ze naar iets toe gingen, lucht Rogier hardop zijn hart. De Japanner voor ons draait zich dan om en vraagt in het Nederlands of we uit Nederland komen. Hij had 4 jaar in Amstelveen gewoond... Oeps.... Wat hadden we net ook al weer allemaal gemopperd??! Beetje genant dus...! Op onze mooie wandeling van Yumoto Onsen naar Chuzen-ji Onsen staan we af en toe wel even met de voetjes in de sneeuw die eerder al gevallen is, maar de paar vlokjes die nu af en toe naar beneden dwarrelen kunnen we geen sneeuw noemen. De wandeling was wel heel mooi en we zagen onderweg verschillende landschappen als de bergen met hun witte toppen, half bevroren meertjes die mooi schitterden in de zon, bos met zowel de groene dennenbomen als de kale esdoorns, mooie watervallen met bevroren randen, bomen langs het water met hele kunstwerken aan ijs aan hun takken, een vulkaan en zelfs moeras! En dat in slechts 3 uur wandelen. De zon scheen heerlijk, maar toch was het zo koud dat het eten van onze picknicklunch met stokjes eten een grote uitdaging was. Rogier heeft zich dan ook maar verlaagd door zijn eten gewoon aan zijn stokjes te prikken, schandalig! ‘s Avonds haalden we nog maar een keer grote schalen sushi die, als je een beetje goed timede, met zelfs 70% werden verkocht. Smullen dus!

De volgende dag stonden de tempels op het programma en deze waren, ook zonder sneeuw, prachtig! En omdat we vroeg op pad waren gegaan, was het bij de Futarasan-jinja en Taiyuin-byo nog relatief rustig. We waren zelfs zo vroeg dat het mooie zonnetje nog niet hoog genoeg staat om de mooie gouden tempel te laten schitteren. De rust verdwijnt zodra we bij de Tosho-gu aankomen. Het is een drukte van jewelste en de tempel maakt zich klaar voor oudejaarsnacht. Overal worden kraampjes opgezet, je weet wel, van die opvallende lelijke witte partytenten. Heel irritant als je leuke foto’s probeert te maken. En mensen staan in de rij om te bidden bij het tempeltje met de aapjes... Die schijnt heel bijzonder en speciaal te zijn. Wij slaan die wachtrij maar over en lopen naar de hoofdtempel. Ook in deze tempel mag je naar binnen, maar dan moeten natuurlijk de schoenen uit. Op sokken mogen we verder over de koude houten vloer en dat is met dit weer geen pretje. Als we er achter komen dat er eigenlijk niet echt iets te zien is, aangezien we niet langs een grote groep mensen kunnen sneaken, gaan we maar snel terug. Bij een ander tempeltje op het complex is nog een bijzondere schildering van een draak op het plafond te zien, dus tegen beter weten in, trekken we de schoenen nog een keer uit. Het is hier nog drukker dan druk en moeten we ons overgeven aan de snelheid van de groep en de tempelgids die een nogal lang verhaal over de tempel en de draak vertelt. Het enige dat wij begrijpen is dat de draak blijkbaar ‘terug praat’ als er met een klepel op een bel wordt geslagen. Als je die tenminste op de goede plek houdt. Alleen als je recht onder de draak staat, hoor je de echo van de stem van de draak. Althans, wij denken dat de beste man zoiets aan het vertellen was ;-) Leuk en aardig hoor, maar inmiddels zijn onze voetjes in en in koud en doen onze tenen bijna pijn dus zo gauw als het kon, wurmden we ons langs de mensenmassa naar buiten.

‘s Avonds staan we weer in Tokio, want waar kun je nu beter oud & nieuw vieren dan in deze metropool?!! Samen met Tibo, die toevallig ook in Japan is, hebben we lekker en gezellig gegeten en maken we ons klaar voor het grote vuurwerk. Als we een goed plekje hebben gevonden, met mooi uitzicht over de stad en de ‘rainbow’brug, valt het ons nog wel op dat het niet zo druk is als we hadden verwacht. Om 0.00 uur blaast de veerboot op het water zijn hoorn en weten we dat het 2016 is! Happy New Year.... start iedereen enthousiast, maar dat zinnetje eindigt bijna vragend. Iedereen kijkt wat verward om zich heen. Waar blijft het vuurwerk...? Echt zo’n perfect moment om een krekel geluid af te spelen.... Haha, ze hebben zeker moeite om het aan te steken... Maar als na 10 minuten er nog steeds geen vuurwerk te zien is, wordt ons vermoeden bevestigd. We zullen geen vuurwerk zien dit jaar. Via via horen we iets over een technische storing... What the fuck... Oudjaar zonder vuurwerk. En dat in Japan! Onmogelijk. Maar niets was minder waar. Hoewel we ook wel moeten lachen om dit trieste tafereeltje, gaan we toch wat teleurgesteld terug richting de stad. Veel Japanners vieren de jaarwisselingen niet zoals wij met feestjes, muziek en drank, maar zij gaan bidden bij de tempel. Wij gaan naar de Senso-ji. Hier is het weer een drukte van jewelste en worden de hordes mensen door de politie begeleidt naar de tempel. Wij denken slim via een parallel weg door te kunnen steken, maar daar spannen ze dus mooi een lintje voor. We lopen dus langs de tempel en de hele stoet aan mensen die in de rij voor de stempel schuifelt tot ze onder de grote lampion hun schietgebed voor goed geluk voor het komende jaar doen. Het is hier gezellig druk en een leuke sfeer. Er wordt weer goed wierook gebrand en de mensen zijn druk met het schudden van de bamboekokers tot hun stokje met de voorspelling voor de toekomst eruit valt. Wij hebben meer aan de kraampjes met snacks en halen dan ook maar een lekkere aardappel (?! bijzonder snackje, maar Elske vindt het wel wat) en tako-yaki (betere dan die we in Osaka hadden). Rond 4 uur staan we dan weer voor de lift van ons hotel. Lift? Ja, ons hotel heeft geen deur, maar een lift ergens buiten verstopt in een hoekje en die brengt ons via de receptie op de 8e verdieping uiteindelijk op onze 7e verdieping. En had Elske zich nog verheugd op de geadverteerde sauna... Die bleek alleen voor mannen te zijn. Na dit wat wazige hotel verkassen we nog maar een keer binnen Tokio voor een paar relaxdagen en sightseeing.

Een dagje mooie tempels (aan zee) en tuinen kijken doen we in Kamakura. Waar vooral de grote Boeddha opvalt die zo groot is dat je er zelfs in kan... ‘s Avonds zetten we de wekker op veel te vroeg om naar grote, dikke, bezwete mannen te gaan kijken die met wel zo’n 21 man in een toch best wel kleine ruimte het leuk vinden om samen door het zand te rollen. Sumoworstelen dus! Op zoek naar de dojo zien we in een steegje een hele groep mensen ergens voor een gebouw staan. Met z’n allen op een rijtje, twee rijen dik, samen ergens naar binnen gluren. Toen wisten we dat daar de sumoworstelaars aan het trainen waren. Eerst wat teleurgesteld dat we niet binnen in dojo mochten kijken. Later opgelucht, dat we niet binnen in de dojo hoefden te kijken. De dojo bestond uit een vrij kleine ruimte die volledig werd opgeslokt door zo’n 21 grote sumomannen die lekker glommen van het zweet. Dus het zal er vast niet heel fris hebben geroken ;-) En servicegericht als de Japanners zijn, werden af en toe de beslagen ramen weer mooi schoon geveegd. Het is wel grappig om te zien en voor we het weten staan wel bijna 2 uur te kijken! Na de training gaan we richting het theater om Kabuki te kijken. Een uniek Japanse theatervorm waar mannen, gekleed in mooie gewaden en kleurrijk geschminkte gezichten en andere lichaamsdelen, met grote poses en met bijzondere stemmen een voorstelling geven. Dit alles in een mooi theater en ondersteund door live muziek en andere geluidseffecten. Kaartjes zijn nogal duur, dus kozen voor de goedkopere optie om een deel van de voorstelling te bekijken en waren we zelfs nog op tijd voor een zitplaats! Goedkoop betekent natuurlijk ook de slechte plekken en zo zaten we helemaal bovenin het theater... En bleken we vrijwel niets te kunnen zien van die mooi geschminkte mannen. En we verstonden het natuurlijk ook niet, haha. Vanuit het ‘publiek’ wordt er soms geroepen (geen idee wat, maar het klinkt wel typisch Japans, hehe, met zo’n bijzondere klank in hun stem, moeilijk uit te leggen) na bepaalde acts en begint iedereen te klappen. Een mevrouwtje voor ons vond het blijkbaar niets, want die lag op enig moment te slapen. Wij vonden het wel een bijzondere ervaring maar nemen we de volgende keer wel een audioguide en een verrekijkertje mee ;-)

We willen Tokio niet verlaten zonder nog een bezoekje te brengen aan de vismarkt. Hier wordt elke ochtend de verse vangst geveild en vooral de veiling van de tonijn is speciaal. Helaas hebben de tonijnvissers nog kerstvakantie, want de tonijnveiling zit dicht tot half januari. Dan maar alleen een kijkje nemen op de markt, scheelt in ieder geval een nacht doorbrengen in de buurt de vismarkt om op tijd te zijn voor de veiling van 4.30 uur... Maar ze pesten ons! Zelfs de gewone markt zit op onze laatste dag in Tokio dicht en missen we verdorie ons ultra verse sashimi ontbijt! En we moeten nog meer missen.... Het Studio Ghibli museum. We hebben wel een half uur op dat kaartjesapparaat alle mogelijke opties bekeken, maar alles zat al vol... Nu is Studio Ghibli natuurlijk ook heel tof, maar dit hadden we even niet verwacht. Sorry Totoro en prinses Mononoke en Ponyo en Chihiro en al jullie vriendjes... Next time!!

Ehhh.... Ons verhaal was ‘iets’ te lang geworden en bleken we niet op de site te kunnen plaatsen... Dus nu in twee etappes. Lees dus snel verder voor de rest van onze voetstappen in Japan :D

Mossy mossy Japan!

De volgende ochtend begon niet echt als een droom. Elske wordt bruut gewekt als de lichten vol aan knallen... Na zo’n 20 minuten heeft Rogier ook wat door en was gelijk flink chagrijnig. Elske was al weer druk de tas aan het inpakken...grrr! Wat doe je?! Het is pas kwart voor 6! Huh?!?! Doordat de lichten al aan waren gegaan en ze blijkbaar nog niet echt wakker was had ze niet gezien dat de wekker pas over een uur hoefde te gaan en we dus nog een uur konden slapen... Nogal moe stapten we dus de boot af. Dit keer geen VIP behandeling en ook geen aankondigingen in het Engels, dus als laatste gingen we van boord en sloten we achteraan in de lange rij bij de douane. Maar na een tijdje tussen de lintjes door slingeren hadden we dan ons stempel voor Japan te pakken. Yes!! Japan, here we are!

Japan heeft gelijk al een ander sfeertje. Op bijna elke hoek van de straat staan vending machines (waarvan de inhoud varieert van blikjes warme (!) koffie tot complete opgewarmde diepvriesmaaltijden), lijken de huisjes, tuintjes en autootjes miniatuur (bij de auto’s lijkt wel een stuk van de voor én achterkant afgehakt), ogen de kleine straatjes donker onder alle elektriciteitsdraden, spelen stoplichten traditionele liedjes of denken dat ze een vogel zijn (al lijken sommige meer op kinderen die oorlogje aan het spelen zijn, pieuw... pieuw-pieuw..., pieuw... pieuw-pieuw) én wordt er veel gefietst... op de stoep! Levensgevaarlijk, al zeggen we het als ‘Amsterdammers’ zelf... ;-)

We hadden zoals altijd nog geen hotel geboekt, dus al lopend richting centrum gingen we op zoek. En dat bleek een groot succes. NOT! Alle hotels zaten vol en die paar die een kamer vrij hadden, konden we met ons backpackers-budget echt niet veroorloven. Na best lang zoeken vonden we eindelijk een (backpackers)hostel, maar helaas zat dat ook vol. We werden hier ook wel goed wakker geschud, want de prijs voor één bed op een slaapzaal met 8 bedden was al net zo duur als een luxe hotelkamer in Korea... We mochten wel, heel relaxt, even in de gemeenschappelijke ruimte blijven wachten en op internet een ander hostel opzoeken. Uiteindelijk hebben we voor de prijs van 2,5 luxe hotelkamers in Korea een mini kamertje geboekt met een stapelbed en nog net ruimte om je tas neer te zetten. Aangekomen bij het hostel blijken we pas om 4 uur in te kunnen checken... Oké, dus dit is dus backpacken in Japan...

Helaas geen middagdutje dus... Maar natuurlijk een prima moment om onze quest voor onze bijbel van Japan AKA Lonely Planet voort te zetten. Gelukkig slaagden we in de eerste winkel! Beetje jammer dat we zo moe zijn, dat we al bladerend door het dikke boek in het winkelcentrum bijna in slaap vallen. Maar met de LP op zak, weten we in ieder geval wel weer wat we moeten doen. We go!! Slowly slowly... op naar onze eerste Japanse tempeltjes! Mooi en echt een andere stijl dan die we tot nu toe hadden gezien in China en Zuid Korea. Leuk! Ook waren we wel wat onder de indruk van het winkelcentrum dat onder de grond bij de metro is gebouwd. Het is luxe en zo mooi gemaakt dat je niet het idee hebt dat je onder de grond zit, maar meer dat je door hele sfeervolle straatjes met avondverlichting loopt. En Nijntje kennen ze hier ook, grote etalages vol! Fukuoka is één van de weinige Japanse steden waar nog straat-eettentjes te vinden zijn. En laten wij nou grote fans van straattentjes zijn. Dus eten we ‘s avonds bij een yatai.

Er wordt op straat op meerdere plekken gewoon een mini restaurantje opgebouwd met een kleine ruimte voor het klaarmaken van het eten en een barretje waaraan de gasten kunnen zitten. Alles afgeschermd met plastic en natuurlijk de typisch Japans ‘vlaggetjes’. Vanaf buiten ziet het er grappig uit want je ziet nog net de ruggen van alle mensen die zitten te eten. De menukaart was niet te ontcijferen, maar met een klein beetje hulp hebben we een biertje, wat yakitori en gyoza besteld. Al lijkt het eten vooral gemaakt te zijn om vergezeld te worden van meerdere alcoholische versnaperingen en al snel wordt duidelijk dat we prijs technisch hier onze buikjes niet vol gaan eten, willen we binnen budget blijven. Tijd voor een supermarkt maaltijd ;-) Ja die hebben ze hier ook en ze zijn nog beter dan in Korea ;-)

De volgende dag wilden we naar Tsuwano, een klein bergdorpje. Maar omdat we geen JR treinpas hadden gekocht en ook geen geldboom in onze tas hebben zitten, kozen we voor de bus. En dat duurde dus net ietsje langer dan we hadden gedacht... We stranden die avond in Yamaguchi. Natuurlijk weer geen hotel te vinden in de buurt van het station. Op het station was gelukkig wifi en zo vonden we uiteindelijk nog een hotel, een paar stations verderop. We moesten wel eerst een uur wachten op de trein, want die hadden we natuurlijk net gemist en met te weinig tijd om echt te eten werd het dus weer een bakje uit de supermarkt in de wachtruimte op het perron... Onze te dure hotelkamer bleek zelfs een massagestoel te hebben, al weten we niet of we daar nu fan van zijn... Het lijkt soms toch heel erg alsof een soort monster zonder tanden je rug probeert op te eten. De volgende dag pakten we de trein naar Tsuwano. Wat een schattig klein treintje van maar twee wagonnetjes! We genoten van het uitzicht van de typisch Japanse huisjes en het mooie bergachtige landschap. En dan ineens... Ken je dat gevoel? Dat je gewoon een beetje voor je uit staart en dat je onbewust iets ziet, je blik even stilstaat en je dan je ogen terug voelt rollen naar wat je nou zojuist eigenlijk zag... We werden verrast door een wit landschap... Het had gewoon gesneeuwd!

Twuwano is een klein bergdorpje, dat wel uitgestorven leek. Het is dat er overal wasgoed te drogen hing buiten, maar anders hadden we gedacht dat het dorpje verlaten was. Bijna raar dat hier 1 van de 3 grootste shinto tempels van Japan, boven op de berg, staat. Het Shinto geloof (letterlijk: de weg van de goden) staat dicht bij de natuur en aanhangers geloven dat er goden schuilen in watervallen, bomen, rivieren, rotsen etc. Er zijn er letterlijk miljoenen maar de bekendste is toch amaterasu de zonnegod. Misschien komt daar wel dat knalle oranje kleurtje vandaan. De trap naar de tempel is geheel overkoepeld met heel veel oranje poortjes, torii’s. Dit is een heel mooi gezicht en we voelen ons gelijk thuis met al dat oranje! Voor de ingang van de tempel hangt een soort grote slinger van riet en zijn er ook versiersels van speciaal papier dat op een bepaalde manier is gevouwen en geknipt. Binnenin geen uitbundige beelden maar deurtjes. Wat er achter moet zitten weten we nog steeds niet.... Van een muntje gooien in de bak ervoor, 2x klappen en de bel luiden zoals de meeste mensen doen gaan de deurtjes in ieder geval niet open. Achter de tempel vond Elske nog een klein shinto schrijntje, met ook weer allemaal kleine oranje torii’s en beeldjes van vosjes (inari) die een soort slabbertje om hadden. Én door de jaren heen begroeid alles hier in Japan mooi met mos, we like!! De slotjes om je geluk op slot te zetten, zoals we die in China veel zagen, maken plaats voor geluksboodschappen op kleine papiertjes die aan een boom of speciaal rek worden geknoopt. Ook zijn er bij de tempel houten bordjes te koop die je kan ophangen voor goed geluk... en in bordjes ophangen zijn de Japanners ook goed, want de daarvoor bestemde rekken hangen vaak kunstig vol!

Vlak achter de tempel liep een veilige, gemakkelijke kabelbaan nog hoger de berg op. Maar er was ook een stijl wandelpaadje dwars door beren territorium. Dus namen we natuurlijk het wandelpaadje. Uiteindelijk komen we uit bij de overblijfselen van wat ooit een mooi kasteel is geweest. De fundering van de verdedigingsmuur was er nog, maar verder eigenlijk niets. Het mooie uitzicht over de vallei was er gelukkig nog wel! In het dorpje zelf stonden nog een paar oude huizen die je kon bezichtigen en we moeten zeggen dat die Japanse huizen toch wel wat hebben hoor! En de mooie tuinen natuurlijk, die ook al zijn ze super klein, toch altijd heel sfeervol zijn. Ook zo’n typisch dingetje zijn Tanuki standbeelden. Een soort ewok, maar officieel is het een wasbeer hond?!? Een beestje dat blijkbaar niet weet wat hij wil zijn. In Japanse folklore is de tanuki dan ook een gedaanteverwisselaar en dat kan ook plaatselijk. Als je precies wilt weten wat we bedoelen zou ik zeggen kijk even Pom Poko van studio Ghibli... Eenmaal terug op ons hotelkamertje werd ons goed duidelijk dat als de zon weg is, in Tsuwano was de sneeuw inmiddels al weer weggesmolten, het best koud wordt! We konden gewoon wolkjes blazen, brrr. Gelukkig kent de airco hier ook een standje kachel en toen we die uiteindelijk vonden, werd het toch nog een beetje warm.

Onze volgende stop werd Hiroshima. Eerst moesten we een half uurtje met de lokale bus voordat we konden overstappen voor de bus voor Hiroshima. En dan merk je weer dat je in een nieuw land bent. In Japan moet je namelijk achter instappen. Daar kom je dan achter als je eerst wat schaapachtig, en wat wel 5 minuten lijkt te duren, naar de buschauffeur staat te staren in afwachting van of hij de ‘voordeur’ gaat openen... En dan moet je blijkbaar een bonnetje met nummer uit een automaat halen, waar je achter komt als je uitstapt. Via dat nummertje kun je namelijk op een digitaal bord, dat voor in de bus hangt, precies zien hoeveel je moet betalen. Gelukkig wist de buschauffeur ons en waar we waren ingestapt nog wel te herinneren. Maar goed, we waren dus op de plek waar de bus naar Hiroshima ons op zou pikken. Nu hadden we verwacht op een busstation te worden uitgezet, waar we nog iets van ontbijt konden kopen, maar het was een nogal verlaten halte ergens langs de kant van een weg... We bleken toch echt goed te zijn en bij een klein souvenir-achtig winkeltje konden we gelukkig nog een sponsachtig krentenbrood en mandarijntjes kopen. In de bus naar Hiroshima bleek weer hoe netjes de Japanners zijn. Iedereen was heel stil. Bijna te stil. En we hebben ons even, fluisterend, afgevraagd of je in de bussen wel mag praten... En ook in de metro’s lijkt iedereen haast te fluisteren met elkaar. In Japan heb je helemaal geen stilte-coupé’s nodig.

Eenmaal in Hiroshima hebben we onze tassen op het station gedropt en zijn we via een paar mooie tuinen naar een kasteel gelopen, niet zo één die we allemaal kennen, maar een echt typisch Japans kasteel. De kastelen zijn zo mooi, dat het meer op een paleis lijkt, dan dat het militaire vestingen zijn om de clan lord te beschermen. Misschien zijn de Japanse kastelen dan ook wel eerder mooi dan functioneel, want de meeste kastelen zijn totaal opnieuw gebouwd nadat ze ooit in puin zijn geslagen of door de bliksem zijn geraakt. Hierna lopen we naar de A-dome, dat juist zo bijzonder is omdat dit gebouw overeind is blijven staan. 6 augustus om 8:15 ‘s ochtends ontploft vlak boven dit gebouw de beruchte atoombom (AKA little boy...), De foto’s van hoe het er vlak na de bom uitzag zijn echt bizar. Alles in een radius van 1,6 km was totaal verwoest... Lees plat en iedereen daar binnen op slag dood. Om nog maar te zwijgen over de mensen die aan gruwelijke brandwonden en stralingsziekte zijn overleden. En in totaal is zo’n 11km2 verwoest door branden die daarna uitbraken. Het is dan ook niet zo gek dat naast de A-dome een park vol staat met allerlei gedenkmonumenten voor alle slachtoffers. Bijzonder is wel het monument voor Sadako, die de atoombom overleefde maar later alsnog aan leukemie overleed. Ze hoopt dat als ze 1000 kraanvogels vouwde ze dan beter zou worden, maar helaas overleed ze alsnog. Elk jaar worden er nog steeds duizenden kraanvogels naar het monument opgestuurd en opgehangen. Ook is er een monument waar videobeelden worden getoond en hoor je verhalen over die bewuste dag van mensen die het overleefd hebben. Waarin kinderen de overlevenden die uit de stad kwamen strompelen, omschreven als levende doden waar de vellen letterlijk aan hun handen hingen. Kippenvel! En dan is er nog het Hiroshima Peace Memorial Museum over de atoombom. Er is hier een schaalmodel gebouwd van waar de bom ontplofte (600 meter boven de stad, want dan was de bom het effectiefst...) en de omgeving die gewoon weggevaagd werd. De foto’s van de getroffen mensen zijn op zijn zachts gezegd misselijkmakend. Verbrande kleding, schoenen, broodtrommels, schooltassen etc van mensen die het niet overleefd hebben, wordt in het museum tentoongesteld. Net als een horloge dat om 8:15 uur, toen de bom ontplofte, stil is blijven staan... En nagels en huid... Minder gruwelijke, maar wel indrukwekkende, items zijn bijvoorbeeld dakpannen die door de hitte helemaal gebobbeld zijn geworden en foto’s van hoe de straling een soort schaduw van objecten (en mensen...) achterliet op muren.

Nog wat stil van alle vreselijke indrukken, lopen we ineens midden in de winter/kerst gezelligheid. In de perkjes op de trottoirs zijn allerlei verlichte objecten geplaatst, zoals een van lichtjes gemaakte walvis, een slee, is een grote boom tot kerstboom gedoopt en volgehangen met lichtjes en zijn er verschillende lichtjeshagen waar je onder door kan lopen en nog veel meer. Voor we onze tassen op het station halen en naar ons hotel gaan eten we de typische Japanse okinomiyaki Hiroshima stijl. Ze zeggen wel eens dat het een ‘Japanse pannenkoek’ is, maar daar lijkt het eigenlijk helemaal niet op. Maar het is wel erg lekker! We sliepen iets buiten het centrum in een typisch Japans huis, een ryokan, tussen de rijstvelden. Hadden we al gezegd dat we Japanse stijl huizen heel mooi vinden?! Als we ooit een eigen huis bouwen, moet het zeker weten Japanse stijl worden. Maar wel iets beter geïsoleerd ;-) Jeetje wat zijn die huizen koud! En dan nog zo’n dingetje. De eerste keer denk je ‘oeh, de persoon voor mij heeft wel erg lang gezeten...’ Maar als je doorkrijgt dat het gewoon een altijd verwarmde wc bril is, denk je ‘oh, dit is eigenlijk best heel fijn’ ;-) Zelfs in de openbare wc gelegenheden en dat is best prettig nu het wat kouder begint te worden! En wist je dat ze ook origamiën met wc papier... De wc-rol wordt altijd netjes achtergelaten na een papiertje afgescheurd te hebben, door een soort van driehoekje te vouwen met het papier. Het wasbakje zit recht boven de spoelbak, zodat je je handen kunt wassen met het water waarmee de spoelbak gevuld wordt. Slim, zo spoel je de wc eens niet door met schoon drink water! En ze hebben slippers voor elke ruimte. Als je een huis binnenkomt, gaan de schoenen natuurlijk uit en heb je slippers voor op de gang. Die laat je voor je kamer staan, daar loop je gewoon lekker op je sokjes. En dan hebben ze nog weer aparte slippers in de wc’s die daar klaar staan om te verwisselen met je ‘gang’slippers. Een beetje een gedoe, maar ergens heeft het ook wel weer wat. Ze zijn trouwens niet heel veilig, die plastic slippers... Traplopen is echt een kriem met die dingen aangezien ze steeds afglijden, zo glad zijn ze.

Een vrolijker bezoekje brachten we aan Miyajima. Een eilandje vlak bij Hiroshima waar de bekende ‘drijvende’ torii van de Itukushima-jinja staat. Als het tenminste hoog water is, anders staat de torii gewoon lekker in de modder... Maar wij waren precies op het goede moment. Toeval...? We think not! (super handig zo’n online getijde tabel, ook weer goed voorbereid die Japanners) Een tram en ferry later stapten we het eiland op vol met ‘schattige’ hertjes. Op zoek naar eten... Wij moesten ook nog een hapje eten en onze rijstburger (een hamburger maar dan met een ‘broodje’ van rijst) werd bijna uit onze handen getrokken door die ‘oh zo schattige beestjes’... Je denkt zo’n torii hebben we al wel vaker gezien, maar dan is ie toch stiekem wel weer erg mooi en goed te begrijpen waarom het zo’n iconisch attractie is. De lantaarntjes langs de kant van het water doen het trouwens ook leuk. Er waren nog een paar mooie tempeltjes en bij de tempels nog vele mooie, onder het mos gegroeide, boeddha en zo’n 200 andere beeldjes van Boeddha’s volgelingen. Iemand is heel druk met breien geweest, want elk beeldje heeft een mutsje op en dat ziet er eigenlijk wel heel leuk en een beetje komisch uit op die Boeddhabolletjes. Vaak hebben ze ook nog een slabbetje voor want zelfs een heilig man knoeit wel eens met al dat geofferde eten?!? Op het eilandje waren ook nog een paar hikingtrails. En aangezien we de beentjes, na al het warmlopen in Korea voor de Nijmeegse vierdaagse van 2017 (Van Zoggeltjes, jullie oefenen toch ook wel??!), natuurlijk in conditie moeten houden, zijn we maar weer eens naar de top gewandeld. Dat was als vanouds weer even flink klimmen en zweten en met de zon erbij konden de jassen en truien dan ook al snel uit. Op de top hadden we weer een mooi uitzicht rondom het eiland. Terug beneden leek de torii poort nog mooier dan die middag nu de zon wat lager stond en de weerspiegeling in het water ook mooi oranje kleurde. Dat vonden wij niet alleen, hele foto shoots werden er gehouden... Na nog een oester van de BBQ, de specialiteit van het eiland en waar je letterlijk voor in de rij moest staan, was het tijd om terug te gaan.

Inmiddels zijn we weer wat gewend. De prijzen zijn gewoon een stuk hoger en onze oude standaard hebben we dan ook maar losgelaten. We weten inmiddels dat tussen 14/15 en 17 uur de restaurantjes dicht zitten... En dat je hotels eigenlijk van te voren moet boeken.... Japanners houden blijkbaar niet van onaangekondigd bezoek ;-) Al zijn de mensen verder ook in Japan weer vriendelijk, misschien iets afstandelijker dan de Koreanen. Het eten is heerlijk, maar dat hadden we ook niet anders verwacht, en we genieten eigenlijk van alles. De mooie tuinen met de typisch Japanse bomen die vaak in perfecte bolletjes zijn gesnoeid, de mooie lantaarntjes lekker groen van het mos, de huizen (ook al zijn ze niet allemaal perse mooi, de stijl bevalt ons wel) met de oude traditionele dakjes, de leuke restaurantjes met al die lapjes stof en lampionnen voor de ingang, de manga winkels en boeken, de taal, al is die voor ons nog niet te ontcijferen. Ook hebben we vaak geen idee wat voor restaurantje er achter de gordijntjes en lampionnetjes schuil gaat en kiezen we nog maar wat veilig voor die restaurantjes waar een menukaart met foto’s of plastic eten buiten in de vitrine staat uitgestald. De luxere restaurants kunnen we ons als backpackers niet veroorloven, in ieder geval niet elke avond, maar sushi willen we natuurlijk wel eten. In Matsue ontdekken we dat je bij de ‘lopende band’ sushi restaurants voor een redelijke prijs redelijke sushi kan eten. Vast niet zo subliem als de dure restaurants, maar voor ons is het prima en smullen dus maar! De echte Japanse sushi bewaren we maar voor Elskes verjaardag. En zo hopen we het, met een beetje oppassen toch zo’n 2 maanden te kunnen vertoeven in Japan. Eigenlijk vinden we alles leuk (behalve de prijzen dan) en raakt vooral Rogier niet uit gefotografeerd.

Vanuit Hiroshima reizen we richting Iwami Ginzan, waar vroeger zilvermijnen waren. Omdat het de volgende dag slecht weer beloofd te worden, droppen we de tassen bij de informatiebalie van het dorpje en gaan we diezelfde middag al op pad. Ook hier lijkt het dorpje zelf uitgestorven en ook een aantal van de huizen die als bezienswaardigheid op de kaart staan, zitten dicht, net als een aantal tempels. Al is het op zich een leuke wandeling door een oud Japans straatje richting de mijn zelf. Nog voordat we bij de toeristen ingang zijn, zien we in de rotswanden her en der ingangen. En mijn god, wat zijn die klein. De mijngang die voor toeristen toegankelijk is, is een flink stuk verbreed en krijg je alleen via de zijtakken, waar we natuurlijk weer niet in mogen, een beeld van in welke ongemakkelijke houdingen en in welke bochten mensen zich moesten wringen om wat zilver uit te hakken. Helaas is het wat te laat geworden om nog naar het museum te gaan, als we tenminste de laatste bus naar ons hotel 6 km verderop niet willen missen. Wachtend op de bus krijgen we nog een snackje en twee hotpacks van de meneer van de informatiebalie, heel lief. Op het station bellen we nog maar even naar ons tempel hotel voor de pick-up service. Lekker ouderwets met de telefooncel (met telefoonboek), ja die doen het hier nog... ook worden hier nog volop dvd’s/cd’s verkocht (en dat terwijl de blu-ray toch door Sony is uitgevonden) en zijn de taxi’s van een leuk oud model. Robots en retro kunnen best tegelijk in zijn.

Anyways... paniek aan de andere kant van de lijn; reserveren via email werkt blijkbaar niet zo heel goed en ze hadden niet op ons gerekend. De gastvrouw stond op het punt naar de onsen, Japans badhuis, te gaan... Maar alsnog waren we welkom en binnen drie minuten stond de taxi voor de deur om ons naar de tempel te brengen. Omdat ze niet op ons gerekend had konden we daar niet meer mee eten en moesten we dus even langs de supermarkt voor een kant en klaar maaltijd. Eenmaal bij de tempel rende het vrouwtje druk in het rond en liet ons snel de douche en wc etc zien en daarna ging ze er als een haas vandoor. En daar stonden we dan, in een verlaten tempel en zijn we onze maaltijd maar gaan opwarmen. Ze hadden hier ook weer van die fijne verwarmde tafels. Aangezien alles laag bij de grond is en je dus op de grond zit is dat soms best koud. Maar in deze tafels zit een verwarming en een ingebouwde dikke deken houdt die warmte heerlijk vast. De volgende ochtend hebben we nog een snelle blik geworpen op de tempel zelf, want die konden we de avond ervoor in het donker niet meer zien en zijn we daarna verder gereisd naar Matsue. Hier staat een mooi oud kasteel met een tentoonstelling van oude samoerai zwaarden, harnassen etc. Leuk om te zien al vroegen we ons wel af hoe die samoerai’s zich nog konden bewegen... Later blijkt dat er aparte vechtharnassen zijn en ‘kijk mij eens’ harnassen...

Vanuit Matsue trekken we verder richting Kinosaki. Een schattig klein dorpje waar alles draait om badderen. Er zijn hier maar liefst 7 onsens, de typische Japanse badhuizen waar je naast ‘te douchen’ (zittend op kleine krukjes) lekker in de verschillende baden van het warme hotspring water kan relaxen. Ook hebben de meeste ryokans en minshuku’s een eigen onsen. Het mooie is dat je bij je hotelverblijf ook een gratis pas krijgt voor de 7 openbare onsen en om daar dan in stijl naar toe te gaan krijg je een mooie yukata (een dunne zomer kimono), een warmere kimono en nog een soort jasje. En om het geheel helemaal af te maken de traditionele geta, je weet wel, de houten slippers om het zo maar even te zeggen. Die lopen lopen natuurlijk een beetje vreemd in het begin en Elske pieste bijna in haar broek van het lachen toen Rogier wel eventjes dacht direct weg te kunnen lopen! Dat ging dus niet zo soepeltjes, haha! Op zich zijn sauna’s en baden niet helemaal ons ding, maar in Japan mag je dat natuurlijk niet overslaan. Eerst hadden we de onsen bij het hotel maar eens geprobeerd. En dat was wel even slikken. Loeiheet en niet door heen te komen!! We zagen ons al in zo’n badhuis net allerlei mensen en dan teentje voor teentje het water in... Vuurrood kwamen we dat bad weer uit en was de warmte ons behoorlijk naar het hoofd was gestegen. Eerst maar even wat eten. En nadat we eigenlijk iedereen op straat ook in de yukata’s en kimono’s, klik klakkend op houten geta zagen lopen, en we dus niet de enige twee blanke idioten zouden zijn, waren we ook weer over die drempel heen. En daar liepen we dan, op onze geta’s en in kimono door een schattig oud Japans dorpje met een leuk kanaaltje door het straatje, al die mooi verlichte restaurantjes met hun lampionnetjes, van onsen naar onsen waar we van het ene hete bad (lang niet zo heet als die in ons hotel...) naar het andere stapten, binnen- en buitenbadjes, sauna’s en zelfs een pinguïn sauna (die op -4 graden stond). Ja, inmiddels zijn we redelijke onsen fans!

Eigenlijk hadden we twee nachten in Kinosaki willen blijven, maar we waren te laat met boeken en alles zat vol voor de zaterdagavond. Change of plan dan maar en we besluiten we nog een bezoekje te brengen aan Himeji. Hier torent de Himeji-ji, één van de mooiste kastelen van Japan, mooi boven het straatbeeld uit. Bij het kasteel in de buurt was ook nog een mooie tuin en die wilden we natuurlijk ook zien. Maar toen we kaartjes wilden kopen zei de mevrouw bij de kassa dat we wellicht niet genoeg tijd hadden voor beiden... Lekker eigenwijs toch een combi ticket gekocht, maar toen we bij de kassa de hoek om liepen richting kasteel, stond daar al de rij... Oke, misschien had die mevrouw net toch wel een puntje... Het was dus echt stuiterdruk en hebben we in één lange polonaise richting en door het kasteel gekropen. Helemaal bovenin stonden bewakers de rij te begeleiden en werd je via de ramen weer richting de trap naar beneden gestuurd. Het uitzicht over de stad was weer mooi, maar de drukte waren we wel zat en zijn we zo snel als mogelijk was naar beneden gegaan. De tuin was nogal een stukje verderop en nog net zonder te rennen waren we net op tijd om daar een kijkje te nemen. Dachten we. Want toen we eenmaal binnen waren, begon een meneertje gelijk te roepen dat ze gingen sluiten en dat we ons richting uitgang moesten begeven. Opgejaagd door het sluitmeneertje hebben stiekem nog wel wat rond gerend, maar iedere keer als wij de camera tevoorschijn haalden, dan begon dat mannetje keihard te roepen dat het ‘slüβ’ was. Een heel ontspannen wandeling door de mooie Japanse tuin (met zelfs hier en daar nog een herfstkleurtje) dus ;-)

In Himeji was er geen slaapplek meer voor ons, dus een nachtje eerder dan gedacht waren we in Kyoto. Wat helaas een verhuizing van hotels binnen de stad betekende. Maar gelukkig konden we ‘s ochtends onze tassen al wel kwijt in ons tweede optrekje en waren we redelijk vroeg op pad en begonnen we aan één van de vele wandelroutes langs de ontelbare tempels en tuinen van Kyoto. We zagen de Shoren-in, Chion-in, Ishibei-koji en andere mooie straatjes van Gion, liepen door het Maruyama-koen naar de Yasaka-jinja, daarna naar de Kodai-ji en door nog meer mooie oudje en vooral hele drukke straatjes van Ninen-zaka en Sannen zaka. Om het plaatje van de toch al prachtige tempels en tuinen compleet te maken, liepen hier meisjes in de traditionele kimono kleding met hun prachtige kleuren en prints. Kunstwerkjes eigenlijk, als je zag of eigenlijk probeerde te zien, hoe die grote lappen stof waren omgewikkeld. En als je geluk had zag je zelfs nog een geisha. Met wat geduld en perfecte achtervolging skills, lukte het Rogier om een paar leuke kiekjes te schieten. Zoveel te zien, en zo vroeg donker, dat we te laat waren om de Kiyomizu-dera te bezoeken. Een andere keer dan maar. Maar dat bleek niet te lukken, omdat er naast deze wandelroute nog vele andere waren met net zulke mooie of nog mooiere tempels en tuinen (oh wat een inspiratie voor als we zelf ooit eens echt een Japanse tuin maken) als de Nanzen-ji Oku-no-in, de Nanzen-ji, de Eikan-do met de prachtige tuin waar het nog volop herfst was en de Taho-to pagoda, de Honen-in waar je via het Path of Philosophu kwam en de Ginkaku-ji. Achter deze laatste was een wandelpad naar een mooi uitkijkpunt over de stad. Wel een beetje koud na zonsondergang, maar het uitzicht was het waard. Extra gratis een sprooky boswandeling terug door een pikkedonker bos waar we ‘toevallig’ uitkwamen bij de begraafplaats... Deze dag maakten we trouwens kennis met het fenomeen wachtrij. We dachten al wandelend naar de Honen-in even een hapje te slurpen bij de ramen tent die op onze route lag. Maar dat dachten duidelijk meer mensen... Buiten stond een bankje dat helemaal vol zat met wachtende mensen en de rij was nog langer. Ondanks de rommelende maagjes zijn we toch maar doorgelopen.

Een topper op onze wishlist voor Kyoto was de Arashiyama bamboo groove. We love bamboe, dus dat wilden we wel zien. Maar eenmaal daar was de betovering snel uitgewerkt. Na zo’n 3 minuten zeg maar. We hadden een enorm bamboe bos voor ogen, met waar je ook keek, niets anders dan gigantische bamboe. Maar niets bleek minder waar. Het was een wandelpad met aan weerszijden bamboe, mooie hoge bamboe, dat wel. Maar na dus 3 minuten was je er al weer doorheen... Wel waren hier ook weer erg mooie tempels en vermaakte we ons prima bij de Tenryu-ji, Okochi Sanso (maar dit was vooral een heel erg dure tegenvallende tuin, wel met extra gratis knalgroene matcha thee en traditionele Japanse snoepjes :-), de Gijo-ji en de Adashino Nenbutsu-ji. Dit laatste was meer een begraafplaats dan tempel, maar wel mooi. Hier stonden allemaal mooi oude beeldjes onder een mooi laagje mos en onder de mooie rode esdoorns. Maar het hoogte punt van die dag was toch wel de Fushimi-Inari Taisha, prachtig! Een shinto tempel waar schijnbaar eindeloze paden van oranje torii poortjes naar de top van de berg leiden. Die oranje poortjes staan zo dicht bij elkaar dat het soms bijna een overdekte doorgang is waar de zon af en toe nog net doorheen schijnt en de oranje poortjes mooi oplichten. Het is, ondanks de drukte, een bijzondere wandeling. Onderweg staan nog verschillende schrijntjes waar ook heel veel mini torii staan. Samen met alle beeldjes van de vossen, met de inmiddels bekende slabbertjes, maken het een bijzonder geheel. We waren hier aan het einde van de middag, dus de wandeling omhoog hadden we mooi licht van de laag staande zon en toen we naar beneden liepen waren de poortjes mooi verlicht door de lantaarntjes die overal hingen. Wat we al zeiden, prachtig!! Wel werden we hier wakkergeschud wat betreft het dragen van de traditionele kleding. Die blijk je namelijk gewoon te kunnen huren.... Verklaarde wel die paar blanken en Chinezen die we in kimono’s hadden zien rondlopen. In het noorden van Kyoto was nog een leuke wandelroute naar de Kurama-dera. Helaas waren we hierdoor te laat bij de de Kinkaku-ju, de gouden tempel, om hem in het licht van de ondergaande zon te zien schitteren. Na nog een bezoekje aan de markt met allerlei lekkere, maar zeker ook bijzondere dingen als baby-inktvisjes met ei in zijn hoofd op een stokje, was het tijd om door te reizen. Nog lang niet alle tempels en tuinen en paleizen van Kyoto hebben we kunnen zien, maar die zullen toch moeten wachten tot een volgende keer.

In Osaka aangekomen begrepen we direct waarom onze hotelkamer zo goedkoop was. We hadden natuurlijk wel bedacht dat een kamertje van 5 m2 niet groot was, best klein natuurlijk. Maar zó klein! Haha! En doordat het hele gebouw rook als een asbak en de muren geler dan geel waren, voelde het nog kleiner dan het in werkelijkheid was. Maar zo maak je tenminste weer eens wat mee ;-) In Osaka hebben we, al zoekend naar reparatiewinkels voor Elskes telefoon die we niet vonden, gestruind door de hippe winkelstraatjes Amerika-Mura en de levendige straatjes van Dotombori. Hier zitten vele restaurantjes met de grote en groter dan grote uithangborden, natuurlijk lekker kleurrijk verlicht, van krabben, octopussen en draken. Leuk om even door heen te slenteren, al spreken de kleine en wat verlaten straatjes ons meer aan. Hier stuiten we nog op een schattig schrijntje, de Hozen-ji, gebouwd voor de mosman. Die eigenlijk Fudo-muoo heet, maar helemaal onder het mos is gegroeid, omdat mensen die daar bidden uit respect steeds water in zijn gezicht gooien (dat moeten we in het echt ook eens uit proberen ;-), met als gevolg een heel fotogeniek tempeltje. Naast de mooie tempeltjes kent Japan natuurlijk de bekende speelhallen. In Osaka lopen we heel even een speciale Pachinko speelhal binnen. Oh my god, wat een geluid, zeg maar gerust LAWAAI!! Rijen lang, rijen dik, een onwijze oppervlakte met m2’s vol met speelkasten en mensen, jong én oud, geabsorbeerd, dwangneurotisch, apathisch naar de balletjes kijken die met lichtjes en geluidjes door de kast heen denderen. Geen idee hoe het spelletje werkt, maar we weten wel heel snel dat we een keer terug moeten komen met oordopjes! Snel weer naar buiten! De volgende dag wandelen we nog even langs weer een mooi kasteel, Osaka-jo, staan we op de markt verlekkerd te kijken naar de verse tonijn die wordt versneden tot sashimi, proeven we de typische snack van Osaka, de tako-yaki (een soort van poffertjes met octopus) en snappen we niet zo goed waarom iedereen dat zóóóó lekker vindt en eindigen we onze dag in een kaiten sushi restaurant waar de gigantische lopende band, die als een soort slang door het restaurant slingert, ons allerlei lekkere visjes brengt. Ze hebben hier zelfs walvis op het menu staan... Maar die slaan we toch maar even over...

Het is weer tijd voor tempels. Dit keer die van Nara. Nog even een ramen eten zodat we met goed gevulde maagjes op pad gaan. We blijken een goed tentje te hebben gevonden en net op tijd te zijn, want na ons schuiven er nog vier mensen aan de bar en zit het restaurantje ineens vol. Als we klaar zijn met eten, zien we dat er inmiddels zelfs een flinke rij buiten staat te wachten... In Nara staat de Todai-ji met het grootste houten gebouw in de wereld, de Daibutsu-den, waar één van de grootste bronzen Boeddha’s staat, zo’n 15 meter hoog. En we moeten zeggen, dat het grote houten gebouw best impressive groot was, maar dat de Boeddha nog veel mooier was!! Binnenin het gebouw staat nog een pilaar met een gat ter grote van het neusgat van de Boeddha, ehh ja, dat hebben wij ook niet verzonnen. Maar dat gat is dus 50 cm groot en er wordt gezegd dat als je er doorheen kan kruipen, je, als je je best doet, nirwana kan bereiken. Er stond een rij om dit te proberen en de klas van schoolkinderen lukte dit uiteraard makkelijk, maar die iets grotere volwassen man had er toch duidelijk meer moeite mee! En met de staart tussen de benen moest ie weer terug kruipen. Thuis maar heel hard bidden dan om verlicht te worden. Verder hebben we nog een rondje gelopen langs de Nandai-mon, Nigatsu-do, Sangatsu-do, Tamukeyama-hachimangu, Wakamiya-jinja, Kasuga Taisha die we erg leuk vonden, net als de lantaarntjes langs het pad richting de Ni-no-Torii, Ichi-no-Torii en was het zo ongeveer al weer donker toen we langs de Kofuku-ji pagoda, Nanen-do en Hokuen-do liepen. De volgende dag zijn we nog wat verder naar het zuiden gewandeld om daar tempels te bekijken, maar die vielen bij de mooie boeddha en tempels van de vorige dag een beetje in het niet. Ook lijkt in de paar maanden sinds dat de lonely planet is uitgebracht, de entree prijzen van sommige tempels van gratis naar ruim 6 euro te zijn gestegen. En dat terwijl de tempels helemaal in de steigers staan en je eigenlijk niets ziet... Het lijkt er dus op dat de restauraties duurder uitpakken dan verwacht.

Misschien hadden jullie het nog niet gemerkt, maar we zijn best wel gek op Azië en Japan in het bijzonder ;-) En soms denken we wel eens, voor zover we daarin geloven, dat we in een vroeger leven Aziaten of misschien wel Japanners waren... Tijd om eens te onderzoeken hoe het voelt om echt een stapje terug in de tijd te maken en de paden van de pelgrims te bewandelen. Maar daarover volgende week meer.

Picknick op het hoogste niveau

2016!!! Happy New Year!! Iedereen nog bedankt voor de reacties die we krijgen op onze foto’s en verhalen. Erg leuk! Hoewel het al weer 2016 is, vertellen wij jullie nog even over onze belevenissen vanaf 17 oktober 2015...

Langs de kust reizen we naar Nangneung. Zo’n plaatsje aan de zee, het klinkt idyllisch; maar de combinatie van steevast het antwoord ‘vol’ in ieder hotel en de nogal veel vlaggetjes voor wéér één of ander sport evenement doet vermoeden dat onze kans om hier een kamer te vinden wel wat is afgenomen. Na toch wel zo’n 2,5 uur rondsjouwen is daar gelukkig de heel lieve receptionist van een veel te duur hotel die wat andere hotels belt om te vragen of er kamer vrij is. Gelukkig heeft Time motel nog een kamer vrij... Na onze acceptabele kamerprijs grenzen wat verlegd te hebben, dubbele prijs..., zijn we toch maar snel naar het Time motel gelopen. Maar blijkbaar waren we al weer ingehaald door de time, want volgens de meneer achter de balie was er geen kamer vrij... Na 5 uur met onze backpacks op zoek te zijn geweest naar hotels besluiten we Nangneung maar te laten voor wat het is en pakken we na een snelle picknick op het strand de trein naar Samcheok.

Als we die avond aankomen in Samcheok gaan we voor een wat luxer hotel, onze hotelprijs hadden we immers ‘s middags al bijgesteld, en Rogier is de volgende dag jarig. Dus het mag wat kosten ;-) Gelukkig vinden we binnen een kwartier een fijn hotel en kunnen we eindelijk chillen. En als je dan toch naar de andere kant van de aarde bent afgereisd, dan kun je de volgende dag net zo goed even een kijkje nemen in het penispark Haesindang, dat met wel meer dan 50 penis sculpturen, om de hoek bij Samcheok ligt. Hoezo dan, denk je dan? Nou de legende wil dat er ooit een maagd verdronken is en haar ronddolende geest zorgde voor woeste zeeën wat niet gunstig was voor de visvangst. Maar een visser ontdekte dat als hij richting de zee plaste, dat ze daar rustiger van werd... En zo geschiedde het! Vandaag de dag staat er dus een heel park waar je veel gegiechel en ’ohhhhh’ hoort, wat op zich al grappig is, en staan er penis bankjes, de Chinese 12 sterrenbeelden in penis vorm, is er een penis kanon (waar de Koreanen maar al te graag luid lachend op gaan zitten...), etc. Het park ligt trouwens mooi aan zee die, in tegenstelling tot de de westkust, super mooi blauw is. We hadden gehoopt in het dorpje lekker wat te kunnen eten en hadden dit keer maar eens geen picknick lunchpakketje gekocht, maar dat blijkt dan weer niet te kunnen... Dus besluiten we maar de bus terug te nemen. Maar als je denkt een duidelijke bustabel te vinden bij de halte.... Nou, dan kunnen we vertellen dat ze die nog moeten uitvinden in Korea (zelfs de Koreanen lijken er moeite mee te hebben). Na een tijd gewacht te hebben, besluiten we toch maar te gaan lopen. Helaas komt dan als je net de hoek om bent natuurlijk de bus langs rijden... Wild gezwaai met de armen werkt helaas niet om Koreaanse bussen te stoppen als je niet bij de bushalte staat. Het terug lopen duurt ook een stuk langer dan we bedacht hadden. Uiteindelijk lunchen we om 4 uur met een bakje instant noodlesoup bij een klein tentje langs de weg. Als we nieuwsgierig kijken naar de vruchten in de mandjes op tafel, het blijken kakivruchten te zijn, en er twee bij willen kopen krijgen we die gratis. Dat is dan weer super lief. Na deze super geweldige verjaardagslunch vervolgen we onze weg langs de kust en pakken nog even een tempeltje en een leuk dorpje mee om bij de sea-road-bike-trail uit te komen. Fietsen gaat een stuk sneller dan lopen, dus besluiten we een kaartje te kopen voor deze toeristen fietsen op een soort van treinrails langs de kust. We kunnen daar wachten... Uh hoezo? We moeten toch zelf fietsen? Kunnen we niet gelijk weg? Nee nee nee, dat moet allemaal lekker geordend en met zijn allen tegelijk en we kunnen pas om 18:00 weg... Dat schoot dus nog minder op dan lopen. Kaartjes weer ingeruild! Dan gaan we wel gewoon (een uur) op de bus wachten.

Terug in Samcheok is tijd voor een verjaardagsfeestmaaltijd: Korean BBQ!!! Hadden we eindelijk een restaurantje gevonden wat er gezellig uit zag, door ons wandelavontuur was etenstijd blijkbaar een beetje voorbij, was het vlees op... Uh okay... Uiteindelijk komen we in een bbq chicken restaurant uit. We mogen dan wel niet zelf bbq’en, maar de dubbele porties kip samen met wat flesjes soju ‘happy water’ smaken prima! Wisten jullie trouwens dat Soju the best verkopende spirits ter wereld is...de afgelopen 15 jaar ofzo. Gegeven dat dit vooral in Korea gedronken word, best een prestatie! Een flesje a 360ml kun ja al kopen in de supermarkt voor zo’n 80 cent en met een alcohol gehalte tussen de 17% a 20% (maar kan oplopen tot 45%) een prima drankje om weg te hakken bij de lunch, vinden veel Koreanen. Bij het avondeten sneuvelen er meestal meerdere flesjes ;-) Maar geen probleem de volgende ochtend; eet wat speciale hangover-soep (het liefst met slakken) en dan ben je zo weer klaar voor de lunch. Eet dan bijvoorbeeld een lekkere spam stoofpot met extra hot dogs. Populair geworden in de oorlog toen er niet veel ander vlees te vinden was dan blikken spam & hot dogs uit verlaten Amerikaanse bases. Tegenwoordig zijn er zelfs speciale luxe spam kadosets te koop...

Dan is het tijd om Korea onder de grond te bekijken. Tassen laten we achter bij het hotel omdat we erna direct door willen reizen. Maar dan moet natuurlijk wel de bus gaan. Blijkbaar is de grot Hwanseongul elke 18e van de maand dicht... Uh, het is toch echt de 19e vandaag?!? Maar het mocht niet baten, van dat soort details ging de grot toch echt niet open. Toen hebben we nog maar een nachtje bijgeboekt in een wat goedkoper hotel; ach een dagje chillen is ook best fijn. De 20ste dan maar poging 2. Kregen we bij de hotel receptiebalie niet duidelijk gemaakt dat we onze tassen wilden laten staan, zelfs na het gebruikelijke handen- en voetenwerk en toneelstukjes repertoire ging er geen lampje branden. Een blik op de klok, de bus naar de grot ging namelijk maar 1x in de 2 uur... Hier hebben we geen tijd voor! En fingers crossed hebben we toen maar gewoon de tassen in het halletje laten staan, de mevrouw in het hotel met een nogal vragend gezicht achterlatend ;-) en in de hoop dat niemand ze voor cadeautjes aanzag, en zijn we naar de bus gerend die we toen nog net haalden. Na de toegangspoort, in heuse vleermuis vorm, is het nog een flinke klim naar de ingang. De grot zelf is enorm en ook enorm nat. Overal komen watervalletjes de grot binnen en stroomt er een flinke rivier door de grot heen. Er zijn niet zoveel mooie stalagmieten en stalactieten, maar diegene die er zijn worden schitterend (?) belicht met gekleurde lampen en lijken uiteraard weer op de maagd Maria, een gebakken ei en meer van zulke mooie benamingen :D Je kunt niet de hele grot bekijken, maar al met al kun je toch nog zo’n 2 km door de grot heen wandelen. Heel fijn laten de bordjes je wel even weten dat de stukken die niet kunt zien, juist ja, de mooiste zijn... Terug in Samcheok blijken onze tassen nog bij de receptie te staan en kunnen we de bus pakken naar bergdorpje Taebaek.

Ook in Taebaek lijken ze onze onderhandelingen op de hotelprijzen niet erg te waarderen... En na een paar hele resolute ‘no’s’ en een wel heel erg zuur gezicht van de hotelmevrouw, gaan we uiteindelijk maar akkoord met de prijs. ‘s Avonds is het weer even zoeken naar een restaurantje, want veel blijken er vol te zitten... Niet dat we iemand zien eten, al zijn wel alle tafels al gedekt en staan de tafels vol met allerlei schaaltjes groenten en kimchi en staan er grote pannen stoofpot te dampen op de tafels. Ruikt lekker... Uiteindelijk vinden we een restaurantje waar nog wel twee plekjes te vinden zijn en kiezen we blind iets op de kaart. Het blijkt tofu te zijn. Niet onze favoriet, al is dit tofugerecht best oké. In afwachting van een grote touringbus met toeristen, komt er even later een grote groep jongeren binnen en zit het restaurant in één keer bom vol. Er wordt ons verteld dat zij allemaal Taekwondo doen. Nou, daar maken we natuurlijk graag plaats voor. Blijkbaar is er dus ook hier weer een sportevenement, al hebben we de wedstrijden zelf niet kunnen ontdekken. En eigenlijk kwamen we daar op zich ook niet voor. We kwamen voor de berg en de herfstblaadjes.

De volgende dag stond er dus weer een wandeling op het programma. Dit keer in Taebaeksan Provincial Park op een half uurtje rijden van Taebaek. Lekker dichtbij en dat kwam goed uit. Want toen we wakker werden en de gordijnen open deden, was alles verstopt in de mist. Niet echt tof wandelweer. Maar na een tijdje klaarde het op en hebben we alsnog snel de wandelschoenen aangetrokken. Het weer wordt duidelijk wat frisser, al kunnen we tijdens het wandelen nog prima in korte broek en T-shirt lopen. De Koreanen vinden dat maar bijzonder en steeds vaker stoten mensen elkaar aan om onder allerlei ge-ohhhh naar ons te wijzen en soort van te vragen of we het niet koud hebben. Eh, nee?!! Anders had ik wel een lange broek aan gedaan. In elk park komen we trouwens schattige beertjes tegen die ons de weg wijzen. Nee geen afgerichte jonge pandabeertjes met een rood sjaaltje en een groen hoedje, maar op de informatie borden bedoelen we dan. Ja nee, niet dat ze daar bovenop op zitten, maar als plaatje, 2D zeg maar. We moeten ook alles uitleggen... xD Het was een relatief makkelijke wandeling naar de top van Taebaeksan, of worden wij gewoon fitter door al het gewandel? Aan het begin van het park stonden super mooie knalrood gekleurde bomen maar en route moesten we onze verwachtingen iets bijstellen, want op de berg zelf groeien vooral azalia’s die de hele berg roze kleuren... in mei... Rond deze tijd van het jaar deden ze het vooral goed als dooie tak. Verder was het weer een leuk natuurlijk paadje en was het dit keer eens niet afgeladen druk. Ook wel eens fijn! Op de top stonden drie altaartjes waar mensen kwamen bidden en eten offerden aan Dangun, de stichter van Korea. Waarom precies daar, bleek totaal onduidelijk. Ook werden er ter plekke speciale teksten geschreven op hele lange rollen papier en in mooi kalligrafie schrift. Je had dan wel de hulp van zo’n vier mensen nodig om de rol papier voor je vast te houden en uit- en op te rollen om te zorgen dat het geen vlieger werd. Uit de wind en in de zon was het nog wel lekker weer, en konden we prima even uitrusten en picknicken, voor we naar de volgende top liepen. Daar waren we ook lekker vlot en konden wij alweer aan de wandeling naar beneden beginnen. Onderweg kwamen er nog een paar, best oude, mensen omhoog. Weliswaar met zaklamp (voor als ze niet voor het donker terug zouden zijn?) en ging de tocht niet al te snel, maar respect! We hopen dat wij op die leeftijd dat ook nog kunnen! Beneden hebben we nog even genoten van de echt heel mooi verkleurde boompjes. En tijdens het wachten op de bus hebben we nog even de laatste tips en trucs afgekeken van twee Taekwondoka's die daar aan het oefenen waren. Alles kriebelt en we moeten nodig naar Muju-park, want daar kun je zelf ook trainen en daar hebben we inmiddels echt wel even zin in!

Maar na de schitterend gekleurde bomen in Taebaek volgen we eerst de herfstkleuren richting Chungju. Met de trein rijden we letterlijk dwars door de bergen en tussen de donkere tunnels door is het uitzicht echt prachtig. Jammer dat de ruiten zo smerig waren dat foto’s maken niet echt een zinvolle tijdsbesteding bleek. Vanuit Chungju maken we een dagtripje richting Danyang. Dit keer een heuse cruise! Er is een mooi stuwmeer aangelegd in een schitterende vallei en dat klonk als een ideaal uitje. Beetje jammer was dat onze cruiseboot meer op een speedboot leek, zowel qua herrie als snelheid. En was het helaas ook nog mistig. Zon en blauwe lucht doen het zoveel beter, maar ondanks dat was het er toch heel mooi. Eenmaal weer aangemeerd moesten we 1,5 uur op de bus naar Danyang wachten. Gelukkig hadden we onze picknick lunch weer in de tas en hebben we die, onder goedkeurend geknik van een winkelmevrouwtje, lekker in het zonnetje opgegeten. En als je zo zit te wachten, dan zie je ook nog eens wat. Er kwamen mensen van een wandelroute aflopen en die pakten van de muur een soort van spuit om zichzelf en hun tassen (binnen en buiten) helemaal schoon te spuiten met lucht. Geen idee wat daar het idee precies van was, maar het zag er weer komisch uit. Ook komt er een Koreaans fietsclubje langs. De Koreanen doen niks half. Je doet iets wel of je doet iets niet. Om in Mr. Miyagi termen te spreken (stel jezelf even voor als druif):
Miyagi: Walk on road, hm? Walk left side, safe. Walk right side, safe. Walk middle, sooner or later
[makes squish gesture]
Miyagi: get squish just like grape. Here, cycling, same thing. Either you cycling do "yes" or cycling do "no." You cycling do "guess so,"
[makes squish gesture]
Miyagi: just like grape. Understand?
Dus de gemiddelde Koreaanse fietser heeft een super professionele fiets van ultra licht metaal, geborgen bij ufo crash sites, een kunstmatig intelligent schakelsysteem, waar zelfs skynet jaloers op is en meer zulk moois. We hoeven er natuurlijk niet bij te vertellen dat ook dit weer een kleurrijke vertoning is :-)

In Danyang pakken we gelijk de bus naar Guinsa tempel. Op zich een mooie en vooral enorm tempel complex, maar niet heel authentiek. Wel is er een mooie gouden tempel, die nu helemaal mooi uitkwam tegen de achtergrond van de mooi gekleurde herfst. Na wat rondgewandeld te hebben bij de tempel en een tripje naar de top, moesten we ook hier weer 1,5 uur wachten op de bus. Het bleek de laatste terug bus terug naar Jungju en dus geen pitstop meer in Danyang. Beetje jammer dat we van dat mooie bergdorpje uiteindelijk helemaal niets meer gezien hebben. Helemaal jammer was dat Elske haar telefoon bij het instappen in de bus ook nog eens kapot laat vallen. En Sony kennen ze bijna niet in Korea, dus een servicecentrum voor reparatie.... ho maar... Gelukkig is máár de helft van het touchscreen untouchable, waardoor typen veranderd is in een soort draai spelletje, waarbij als je geluk hebt je niet bij elke letter de telefoon hoeft om te draaien om een letter aan de andere kant van het toetsenbord te kunnen typen. Zucht.

Zoals we van love motel naar love motel trekken, trekken we ook van NP naar NP. Vanuit Chungju kunnen we namelijk naar Woraksan. Maar om nou in de regen te gaan wandelen... daar hadden we helemaal geen trek in. Nog maar een extra kop koffie nog lekker lui in onze badjas en ondertussen eens proberen de bustabel te ontcijferen die we de vorige dag op de foto hadden gezet. Dit met behulp van het Koreaanse alfabet dat we op internet vonden en de google vertaalmachine. Hoewel we hierdoor wel het Koreaanse schrift een beetje konden ontcijferen, dat werd verdorie ook wel tijd, werden we uit de tijdtabel geen wijs. Het meisje bij de receptie wist het ook niet en uiteindelijk zijn we, toen de regen ophield, maar richting de tourist information gelopen en even later waren we onderweg. Eenmaal aangekomen stapten we zo de gigantische zaterdagdrukte in... Dachten we een paar dagen geleden nog dat we fitter werden, Elske had hier toch duidelijk wat moeite om de oude oma’s, die al kletsend en lachend de berg op liepen, in te halen... Na een uurtje klimmen was er langs het wandelpad een tempeltje en in de rotswand was weer een mooie afbeelding van Boeddha gekerfd. Te veel Laf Gedrag kan natuurlijk niet en daarom lopen we eigenlijk altijd naar het hoogste punt dat je kan lopen, maar vandaag besloten we maar eens om dat niet te doen. Er was zoveel mist dat we boven op de top toch niets zouden zien. Hierdoor hadden we wel tijd om bij een plaatsje verder op nog naar de Mireuk-sa tempel te kijken. Hier stond een mooi oud boeddha beeld, al was het wel weer jammer dat ze aan het restaureren waren en er een groot hekwerk voor stond. Maar met wat moeite lukt het ons heus wel om een plaatje zonder hek te schieten, ha! Na nog wat gewandel onder de knalgele bomen wordt het langzaam donker en dus tijd om op zoek te gaan naar de bus richting huis. De bussen de laatste tijd rijden niet heel vaak en ook hier moesten we zo lang wachten dat we maar vast zijn gaan avondeten. Met onze prille kennis van het alfabet lukt het inmiddels om een aantal gerechten op de menukaart te herkennen en weten we in ieder geval wat we besteld hebben ;-) Terug bij de bushalte zitten er ook drie jongens te wachten en één durft een praatje met ons te maken terwijl hij door zijn vrienden wat giechelig wordt uitgelachen. Het blijkt dat de bustabel ook door hen niet begrepen wordt en ze checken nog wel 3 keer of ze bij de goede halte staan. Terug in Chungju eten we wat bij de foodcourt van de Lotte. Hier zitten verschillende ‘restaurantjes’ waarbij de keukens gepositioneerd zijn om een gemeenschappelijke eetruimte. Eten bestellen doe je niet bij de balies van de keuken, komen we achter... We hadden al wel uitgezocht wat we wilden eten. Dat doe je namelijk bij de glazen vitrines waar geplastificeerde (en genummerde) menu’s uitgestald staan. De mevrouw van de keuken neemt ons mee naar de automaten die wij blijkbaar over het hoofd hadden gezien, en hier kun je dus het nummer van je gekozen menu intoetsen en betalen en krijg je een bonnetje met een nummertje. Automatisch komt je bestelling binnen bij de juiste keuken en daar gaat vervolgens een lampje met je nummertje branden als je eten klaar is om op te halen. Tja, je moet het maar weten.

Zoals jullie merken wandelen we er wat af, maar inmiddels hebben we ook het luieren weer ontdekt en zijn we goed series aan het kijken... Verhaaltjes typen schiet er dan ook ernstig bij in. Ook zijn de reisafstanden in Korea zo klein dat we zelfs met uitslapen nog vroeg in de middag op de volgende plek van bestemming komen. Zo ook in Gongju. En vlak voor we bij het busstation arriveren, beginnen we al met het uitzoeken van ons volgende hotel... Welke heeft de mooiste lichtjes, welke heeft de meeste leuke kasteeltorentjes etc. Het blijft een bizar gezicht al die fancy en vreselijk verlichte hotels. Al snel hebben we een relaxte kamer gevonden in een heus kasteel en voelen we ons als een koning zo rijk ;-) Vroeger woonden hier ook veel koningen. Nu liggen ze hier begraven in typisch Koreaanse graven, een soort grafheuvels. Hoe belangrijker je was, hoe groter je grafheuvel. In Gonju is naast de grafheuvels waar je kan wandelen ook een museum waar je kan zien hoe de graven er van binnen uitzagen. In de echte graven kon je niet kijken, maar een aantal waren op ware grote nagemaakt. De koningen en koninginnen kregen naast een mooie grafkamer, die gebouwd werd van speciaal voor hen gebakken stenen en vervolgens bedekt werd met aarde zodat een heuvel ontstond, ook veel spullen mee. De Koreanen geloofden namelijk dat de doden elders weer zouden worden geboren. Zo kregen ze hele praktische spullen mee als borden en bestek, maar natuurlijk vooral heel veel spullen die lieten zien dat ze in hun vorig leven koning en koningin waren. In het graf van koning Muryeong zijn wel 4600 attributen gevonden. Ook werden ze heel mooi gekleed en kregen ze hun beste schoenen aan. We vonden het wel een beetje vreemd dat de toch wat kleine mensjes vroeger bronzen schoenen van toch zeker wel maat 50+ nodig hadden. En echt fijn leken ze ook niet te zitten, die bronzen schuitjes.

Ook vanuit Gongju konden we naar een NP om weer eens te wandelen, dat hadden we tenslotte nog bijna niet gedaan in Korea. Op naar NP Gyeryongsan dan maar, waar we van oost naar west konden lopen. We misten alleen net de bus door het leven als een koning in ons kasteelhotel en een extra kopje koffie, maar daardoor hadden we wel tijd om even over het leuke marktje te slenteren. We waren wel veruit de jongsten, want blijkbaar doen alleen de opa’s en oma’s hun boodschappen op de markt en rent de rest van de mensen langs een van de vele vele GS 25’s, ministops, 7/11’s etc. Een soort van AH to go maar dan net anders. Grote supermarkten zijn er vooral in de grotere steden. Deze kleine winkeltjes vinden wij ideaal om nog even een picknicklunch te halen. Zo ook vandaag en op de hoek bij de GS 25 zien we nog een open lucht dierenwinkel. Wat een triestigheid. Er stonden een aantal kleine open vrachtwagentjes met kooien achterop en een deel van de kooien stond op de grond. Met veel te veel honden, konijnen en poezen in die kooitjes. De poezen waren zelfs in de kooi nog weer in zakjes gestopt... Ook stond er nog een kartonnen doosje op de grond met 3 kleine hondjes erin, maar op zo’n onopvallende plek dat je er bijna over struikelde. Je kan in Korea dus vrij letterlijk de kat in zak kopen of de hond in de doos vinden... Na dit trieste gezicht was het tijd voor de bus richting het NP. In het park zijn we dus van oost naar west gelopen via de nodige pieken. En dit keer hadden we eindelijk weer eens een dagje heerlijk weer met een lekker wandeltemperatuurtje en een blauwe lucht. Fijn! Eenmaal weer beneden hebben we in de toeristen straat met alle restaurantjes in een kwartier een bibimbab en een pannenkoek met bosui en inktvis verorberd en waren we zelfs nog 4 minuten te vroeg voor de bus terug naar Gongju.

Het lijkt wel of Korea één groot National Park is en je nooit uitgewandeld raakt. Bang om iets te missen reizen we naar Jeonju. Lekker makkelijk vinden we naast het busstation weer een relaxt hotel en gaan we diezelfde middag op verkenning in de stad zelf. In Jeonju is er nog een wijkje met traditionele Hanok huisje en kleine smalle straatjes waar je lekker doorheen kan slenteren en bovenop een heuveltje heb je een mooi uitzicht op het wijkje. De volgende dag is het tijd voor een grotere wandeling en gaan we richting Maisan Park, waar de twee pieken net op twee paarden oren lijken. Aan het begin van de pieken staat de mooie tempel Tap-sa waar allemaal grote stupa’s staan, gemaakt van losse stenen, wat een extra leuk gezicht is. Tot Rogiers grote teleurstelling kunnen we maar naar één piek klimmen. Het pad naar de top is één grote trap waar het eigenlijk veel te druk is, maar het uitzicht op de top is wel weer leuk. We hadden gezien dat je nog wel een rondje verder door het park konden lopen, dus gingen we, na de picknick, op zoek naar het pad. Dat had zich nogal goed verstopt in de verste hoek en uit het zicht en waar je alleen via een parkeerterrein kon komen... Maar eenmaal op dat paadje was het weer super mooi bos met natuurlijke paadjes en bijna geen mensen. Nog even een korte steile klim naar de uitkijkpost voor een mooi uitzicht en toen maar weer naar beneden om voor de verandering weer 2 uur op de bus te moeten wachten.

De volgende dag stond er nog een NP (Seonunsan) op het programma, dat iets verder rijden was. Vroeg op dus en het kimbab ontbijt mee in de bus. Ook hier was het weer lekker druk. Over het algemeen zien we met de trekkings vooral wat oudere mensen. We hadden al wel gehoord dat de Koreanen rond 58 jaar met pensioen kunnen, tenzij ze leraar zijn, dan moeten ze wel doorwerken tot ergens begin 60. Nog zo’n voordeel van Korea ;-) Maar zo druk, iedere keer weer... In dit park staat Seonun-sa tempel en was er een 15 meter hoge Boeddha in de rotswand gekerfd. Verder kon je lekker wandelen, maar hebben wij het bij het klimmen naar 1 top gelaten. Hier moest Rogier nog wel even de waaghals uithangen voor een foto die we later toch eigenlijk niet zo bijzonder vonden. En terwijl Rogier de foto staat te maken, hoort Elske achter zich allerlei ‘ohhh’s’ en ‘ahhh’s’ zoals alleen de Koreanen dat kunnen en vinden ze het wel heel spannend wat Rogier aan het doen is ;-) Na dit NP maken we nog een pitstop bij de Gochang Dolmen site waar, zoals de naam al zegt, allemaal Dolmen staan (lees: Koreaanse hunebedden). Dat zijn hele grote stenen die op kleinere stenen staan. De geleerden hebben gezegd dat dit zeer waarschijnlijk graven zijn. Als je ziet hoe groot de stenen zijn, vraag je je wel af hoe ze in godsnaam die grote zware stenen de lucht in hebben gekregen. Als we na het rondje sightseeing bij de bushalte staan te wachten, worden we meegenomen door een bus die ons vervolgens één kruising verder er weer uitzet en zegt dat we hier maar een andere bus moeten pakken, aangezien hij eerst nog een hele ronde door de stad gaat maken. Lief dat hij ons daar op wijst, maar waarom ze daar waar wij stonden te wachten dan een halte maken, is ons totaal onduidelijk! Terug in Jeonju gaan we lekker wat eten en krijgen we heel schattig van de mevrouw aan de tafel naast ons uitleg over hoe we de schelpjes, die we als voorgerecht krijgen, moeten eten. Het hoofdgerecht is een lekkere schotel van gegrild varkensvlees en inktvis met ui en pepertjes. Dit gerecht moet je eten door wat vlees in een slablad te vouwen samen met nog wat extra groenten of sausjes. Lekker hoor!

Taekwondo roept ons echt, maar het weer is toch ook echt minder aan het worden en daarom besluiten we om Muju nog maar even links te laten liggen en eerst naar het eilandje Jeju te reizen. Dat redden we niet in één dagje en dus moeten we een nachtje slapen in Mokpo. Van Mokpo zelf zien we niets aangezien het al avond is als we aankomen. Maar we krijgen wel applaus! In het restaurantje waar we eten krijgen we enorm veel bijgerechtjes bij ons eten. Alle schaaltjes passen amper op de tafel. Al tijdens het eten voelt Elske een mevrouw over haar schouder hangen en bij het opkijken ziet ze een breed grijnzende mevrouw die goedkeurend knikt. Geen idee wat ze bedoelt. Misschien vindt ze dat we goed met stokjes kunnen eten?? Nadat we alle schaaltjes keurig leeg hebben gesmikkeld en we opstaan kijkt de mevrouw weer om en klinkt weer het Koreaans ge-ohhh/ahhh en begint ze (op een wat bijzondere manier met wijd gespreide vingers) te klappen... Blijkbaar hebben we een flinke klus geklaard door al het eten helemaal op te eten :D

De volgende dag varen we al vroeg naar Jeju, wat helaas betekende dat de wekker ging toen het nog donker was en dat nog wel op zondag. Eenmaal op de boot hadden we al snel onze kamer gevonden. Ja ja, geen stoel, maar een kamer! Wel eentje zonder stoelen, zonder raam en dus geen uitzicht op zee en die we moesten delen met zo’n 50 andere mensen... De boot bleek uiteindelijk niet vol, dus toen dat werd omgeroepen (dat verstonden wij dus niet, maar konden we raden gezien de reactie die volgde) gingen veel mensen heel rap op zoek naar hun schoenen, die moesten namelijk weer uit, en op zoek naar een kamer met raam en meer ruimte en stroomde die van ons langzaam leeg. De mensen die bleven gaven niets om uitzicht op zee, die gingen namelijk een tukje doen. Beetje jammer dat we dus op een gegeven momenten tussen iets te hard snurkende mannen zaten die rondom ons heen lagen. Helemaal jammer toen we erachter kwamen dat je in het restaurant gewoon mocht zitten, ook zonder wat te bestellen en tafel en stoelen en uitzicht op zee had... Wel een grauw uitzicht, want het was goed grijs en ook goed koud, brrr! Aangekomen op Jeju hebben we nog een uur voor niets op een bus zitten wachten, want die reed blijkbaar niet omdat hij stuk was. Heel lief heeft toen de mevrouw van de tourist office voor ons de taxi betaald naar het busstation, want die was inmiddels klaar met werken. Toen konden we de bus pakken naar Seogwipo, een mooi plaatsje aan de zuidkant van het eiland.

Langs de kust van het hele eiland lopen wandelroutes, de zogeheten Olle-trail, die is opgedeeld in verschillende stukken. Seogwipo zat op de scheiding van route 6 en 7 en dus konden we ook hier weer lekker wandelen. Tussen de palmbomen! Het is best gek om te merken dat een ander soort boom een ander sfeertje kan oproepen. Of kwam het ook omdat het weer wat warmer was? Hoe dan ook, prima weer om de watervallen Jeongbang Pokpo en Cheonjiyeon Pokpo eens te bezichtigen. Meestal moet je voor een waterval redelijk ver lopen, maar deze twee mooie watervallen zaten praktisch in de stad. Na de watervallen hebben we nog een stukje van de Olle-trail gewandeld langs de mooie kust met kliffen en de helder blauwe zee. Hier vonden we nog ergens een ultieme chillplek, lekker verstopt dachten we (maar toen we later verder liepen, bleek je vol zicht op onze plek te hebben, haha) waar we na de picknick heerlijk uitgestrekt en met gesloten oogjes van het zonnetje hebben genoten. Toetje doen we met een zakje mandarijntjes, die in een mandje op een stoel staan en geruild kunnen worden voor wat wonnetjes die je dan in het daarvoor bedoelde bakje legt: goed systeem. Daarna lopen we nog even langs de Oedolgae: een basalt steen die als een paal boven water staat van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat. Tenminste hij stond er nog toen wij weer richting ons hotel liepen.

De hoogste berg van Korea staat met 1950 meter op Jeju, dus dat was de volgende activiteit: Hallasan. Iets minder relaxt, want je moest voor 12.00 uur voorbij de laatste checkpoint zijn, anders mocht je niet verder omhoog naar de top (omdat je anders niet voor het donker weer beneden kon zijn of zo). Aangezien het een flinke klim zou worden, onder tijdsdruk, besloten we om vroeg te vertrekken. Jullie raden het al... We waren niet de enige! We probeerden ons maar niet af te vragen hoe druk het toch in het weekend moest zijn... Achteraan sluitend in de rij begonnen we aan de klim naar boven. Gelukkig niet heel steil, maar vooral een lang pad, en lukte het om al zigzaggend steeds wat mensen in te halen tot we op enig moment weer het idee hadden dat we met ons tweetjes aan het lopen waren. We stapten lekker door en ruim op tijd hadden we de checkpoint en even later ook de top bereikt. Met een schitterende blauwe lucht, waar de maan zelfs nog te zien was. Hallasan zelf vonden wij minder mooi met vooral kale en dode bomen, maar het was een lekker wandeldagje. Op de top hebben we uiteraard weer gepicknickt met een supermarktmaaltijd, extra gedroogde zeewier’velletjes’ om de rijst wat op te leuken en een fruit toetje van kakivruchten. Die kakivrucht lijkt wel de nationale vrucht van Korea, wat onwijs veel kakivruchten hebben we gezien én gegeten. Na de top wilden we eigenlijk aan de andere kant van de berg naar beneden lopen, maar die weg was afgezet omdat er blijkbaar verschuivingen of zo waren. Het waarschuwingsbord konden we niet echt ontcijferen. We hebben nog even overwogen om over het hekje te klimmen, hoe gevaarlijk kan het eenmaal zijn. Maar toen we zaten te lunchen werden twee jongens, die net buiten het hekje op de top stonden, flink de les gelezen dat ze vooral binnen de hekjes moesten blijven en hadden we het idee dat we nooit ongezien over het hek zouden komen. Heel braaf zijn we toen via dezelfde route naar benden gewandeld, met nog een detour naar een mooi kratermeer. Maar dat kratermeer leek al wel een hele lang tijd droog te staan. Beetje misleidend bleek dus het plaatje bij het begin van de detourroute dat er met een heel helder blauw meer echt supermooi uitzag, maar ach, lopen is gezond. Beneden hadden we direct de bus terug en zaten we om half 4 al te genieten van het zonnetje op het dakterras van ons hotel. Pootjes op tafel, kopje (oplos)koffie, super fijn! En ‘s avonds was het, na alweer 6 weken Korea, echt de hoogste tijd voor een Korean BBQ :D Dat was er nog steeds bij ingeschoten en als echte vleesliefhebbers kunnen we onszelf natuurlijk niet richting Japan laten varen zonder een goede Korean BBQ. Op de menukaart stond ‘pork’ oftewel varkensvlees. Andere soorten vlees waren er blijkbaar niet. Ja, doet u dan maar een speklap en een ‘steak’. Maar dan wel heukdwaeji, vlees van het varkentje met de zwarte huid, de specialiteit van het eiland. De meneer wilde ons gelijk 400 gram van elk verkopen, maar dat leek wat veel. We begonnen dus netjes met 200 gram van elk. Dat bleken twee flinke lappen te zijn die tegelijkertijd op de grill, welke was ingebouwd in alle tafels, werden gegooid. Allerlei gerechtjes van verschillende soorten groenten, slabladeren om de soort wrap mee te maken, soep en een potje ei werden op onze tafel gezet en tussendoor kwam er steeds iemand ons vlees omdraaien. Stiekem wilden we zelf graag grillen, maar dat bleek wat lastig met de over ijverige bediening. Toen het vlees een beetje bruin werd, werd het in kleine hapklare stukjes geknipt met de bekende grote schaar en was alles in no time klaar en moesten we flink dooreten. Zoooooo, dat smaakte goed! Nooit geweten dat een speklap zo lekker kon zijn ;-) En zo hebben we dus nog een ronde 2 én 3 besteld en de vleesjes lekker weggespoeld met de Koreaanse rijstwijn Maekgolli. Bij ronde 2 dachten we het naar ons idee beste stuk vlees besteld te hebben, door te veronderstellen dat die ook het duurste was. Maar dat bleken toch de speklappen te zijn in plaats van het mooie stukje varkens‘steak’ dat we eigenlijk bedoeld hadden. Blijkbaar houden de mensen hier van de vettere stukken vlees. En moest er dus wel een ronde 3 komen ;-)

Jeju wordt wel één van de zeven ‘nieuwe natuurwonderen’ genoemd en heeft meerdere vulkanen. Naar eentje kon je toe klimmen, Seongsan Ilchulbong. We waren een paar bushaltes eerder uitgestapt omdat je de vulkaan vanaf daar mooier kon zien. En dat was zeker waar. Het was een mooi plaatje en we genoten er extra van in het mooie zomerweer dat best een aangename afwisseling was na het steeds kouder wordende herfstweer. De klim naar de top viel reuze mee, bleek toen we onder wat gemopper van Elske dat verdorie elke dag geklim en geklauter was, we ineens boven op de kraterrand stonden. Oh, ehhh, we zijn er geloof ik al ;-) De binnenkant was helemaal begroeid met gras en bomen en waren er mensen kakivruchten aan het plukken. Weer beneden gekomen, kunnen Koreaanse modemeisjes gelijk eventueel verlopen make-up bijwerken. Ben je je favo product vergeten, geen probleem, loop je even langs 1 van vééééle make-up winkels aan de voet van de vulkaan... Bizar. 99% van het Koreaanse winkelstraatbeeld word trouwens bepaald door 3 type winkels: trekkinggear, make-up & koffietentjes. Bepalen naar welke winkel je gaat, doe je door te luisteren naar de meisjes die gewapend met microfoon en speakers voor de winkel staan. Je hebt hier dan wel zeer gespecialiseerde oren voor nodig, het is namelijk niet zo dat ze elkaar netjes laten uit praten, dus met gewone mensen oren hoor je vooral héééél vééél kabaal. Heb je geen zin om van winkel naar winkel te struinen dan ga je naar 1 van de vééééle lotte of shinsegae department stores. Daar zit gewoon lekker alles in 1 winkel. En wordt je ook nog eens heel lief verwelkomd door de meneer of mevrouw bij de ingang, die een diepe buiging voor je maakt. Van die beleefdheid is in het verkeer trouwens niet zo veel te merken. Man man man bussen en auto’s gaan hier als een malle en een stopstreep is hier een startstreep om steeds kleine stukjes vooruit te rijden totdat je zo ongeveer half over het zebrapad staat, het licht op groen gaat en je weer in volle vaart verder mag. Als voetganger moet je dus best wel op je hoede zijn, wil je niet als bonuspunten in de Koreaanse carmageddon meegerekend worden.

Iets verderop was ook nog een lava tunnel, de Manjanggul, en die stond ook op het programma voor vandaag. Na ruim een half uur met de bus worden we op een kruising afgezet en moeten we nog een half uurtje lopen. Op zich niet erg, maar als ze ons bij de ingang vertellen dat de tunnel vandaag dicht is, is dat toch wel heel erg zuur. Ook omdat hij niet echt om de hoek bij het hotel zit en er nog een keer langs gaan dus niet heel handig is. Maar ja, Rogier wilde het perse zien. Dus hebben we de volgende dag de bus gepakt naar de hoofdstad Jejudo, dat leek dichter bij Manjanggul, en daar nog een nachtje hotel geboekt en zijn we nog maar een keer naar de grot gegaan. Helaas regende het en dan is een half uur lopen toch minder leuk. Een voordeel van een tunnel is natuurlijk wel weer dat deze onder de grond lopen en je geen last hebt van de regen. Het is een heel groot stelsel van tunnels, waarvan je maar zo’n 2 km lopen. Maar de lavatunnel was wel gaaf! Vooral als je bedenkt dat de nogal brede en hoge tunnels vol met lava hebben gezeten en het zo heet was dat het plafond opnieuw smolt zodat er stalactieten ontstaan van gesmolten steen en grote brokken steen als lava vlotten door de tunnel dreven. Heel cool (of moeten we zeggen hot) en natuurlijk weer een uitdaging om een stukje tunnel op de foto te krijgen zonder de hordes toeristen ;-)

De volgende dag hebben we de boot gepakt naar Wando en vanuit daar direct verder gereisd naar Daejon. We moesten een uurtje wachten op de bus en dat leek ons een mooi moment om nog een hapje te eten. Een klein tentje op het busstation, zodat we de bussen in de gaten konden houden. En dat bleek maar goed ook. Het was een klein tentje, maar wel bijna vol en het vrouwtje dat kookte had het er maar druk mee. We moesten dus nogal lang wachten, wat nu nogal slecht uitkwam, en uiteindelijk hebben we in 10 minuten een redelijk uitgebreide maaltijd weg gewerkt (helaas kregen we daar geen applaus voor). Toen snel de bus ingesprongen en waren we onderweg naar Daejon. Na een paar dagen regen en luieren konden we dan eindelijk naar Taekwondowon! Een heus Taekwondopark midden in een National Park. Aangekomen bij het park zien we al gelijk een ambulance staan en dat betekent wedstrijden :-) De knockout van de dag missen we net als we na nogal veel Koreaanse ooohs en aaahs binnenkomen en iemand knockout zien liggen. Verder waren de wedstrijden van niet zo’n hoog niveau, dus besluiten we zelf maar eens aan de slag te gaan. Zo kun je trainen onder watervallen en zijn er trainingen voor breektesten, poomsae, sparring etc. “Cool! Doe maar allemaal.” Maar dan is het antwoord: kan niet. Uh, wat kunnen we dan wel? Nou, er is een action center, ga daar maar eens langs. In de brochure staat een power test, dat lijkt ons wel wat. Uh nee, dat kan niet die is kapot... Blijkbaar hebben ze de Taekwondo power zelf ook wat onderschat. Dan blijkt het enige wat we kunnen doen een soort kinderding waar je, let wel, onder begeleiding, zo snel als je kan moet stoten op een muur waar lichtjes gaan branden en die dus aangeven waar je moet stoten. De begeleiding trekt nog even een gerecycled werk-shirtje aan, dat nog een aan een reuk test onderworpen word en dan kunnen we los! Duffe boel natuurlijk, maar je moet wat, en het kind in Rogier gaat helemaal los... En het meisje dat ons uitlegt geeft weet niet waar ze zo snel kijken moet ;-) En zo zijn er nog twee kinderattracties die Rogier voor de vorm, maar wel met volle overgave, nog maar even heeft gedaan totdat het meisje er verlegen werd van hoe hard en snel Rogier ging. We bekijken nog even het mild interessante museum waarna we lekker eigenwijs nog maar eens even langs de dojo lopen. Misschien konden we toch zelf nog even op een echt kussen schoppen. Onderweg naar de dojo komt er uit de luidsprekers echt een te vreselijk enthousiast Taekwondowon theme song liedje, dat we een soort van plaatsvervangende schaamte krijgen dat dit in een Taekwondopark wordt gedraaid. Blijkbaar vinden ze hier dat Taekwondo en K-pop prima samen gaan?!? We think not!! Eenmaal bij de dojo krijgen we ook hier een nee te horen van de mensen achter de balie. Blijkbaar kan je alleen trainen als je met een groep bent en blijkbaar zijn twee enthousiaste buitenlanders die even los willen gaan op een kussen geen groep... Als die poeperds dan ook even gereageerd hadden op onze emails... die we al 2 weken geleden hadden verzonden Grrr! Na nog even gespiekt te hebben bij de danexamens voor kids naar hoe taeguk yukjang ook al weer ging, zijn we nogal teleurgesteld maar weer huiswaarts gegaan. En om die irritatie nog te vergroten missen we net de bus. Of was ie gewoon laat? Als er even later een bus langs rijdt die we hadden kunnen pakken, zwaait Elske blijkbaar iets te twijfelachtig, want hij rijdt gewoon door. Topdag dus... Ja Taekwondowon was toch wel een beetje Taekwondoloose.

Gyeongju wordt ook wel het museum zonder muren genoemd. Er zijn hier meer tempels, pagades, graftombes, rotstekeningen, ruïnes van paleizen etc dan in welke stad in Zuid Korea. In Gyeongju aangekomen hebben we dan ook gelijk maar even rondgewandeld. Nietsvermoedend wandelend, duiken tussen de huizen echt enorme heuvels op. Best indrukwekkend deze grassige ronde graven (tumuli) van de koningen uit het Shilla tijdperk! Ze zijn zo groot dat er zelfs meerdere bomen op groeien, wat er dan weer mooi kleurrijk uitziet. Eén van de grafheuvels, Cheonmachong, is open voor publiek en binnen zijn een aantal gevonden attributen tentoongesteld, maar de meeste spullen zijn te zien in het museum. Een eindje verder was nog de plek waar ooit een paleis had gestaan, maar daar was zo goed als niets van over. Behalve de ijskelder, waar voorraden eten werden bewaard. De volgende dag hebben we voor de verandering nog maar een bergje, Namsan opgezocht, zodat we nog een wandelingetje konden maken. Langs de route naar de top stonden her en der nog mooie boeddhabeelden, schrijntjes en tempeltjes en waren er afbeeldingen in de rotsen gekerfd. Je moest wel goed je best doen om ze te vinden, want sommige waren erg goed verstopt. Bij de informatieborden bij de verschillende bezienswaardigheden hadden ze ook oplaadpunten gemaakt, zodat je gelijk je telefoon even op kon laden. Super handig??! Na het wandelen hebben we ons maar eens getrakteerd op een kop koffie bij één van de vele koffietentjes die Korea heeft. We love coffee, maar dan wel een goed sterke en het liefst een grote mok. De koreanen duidelijk niet... Over de hoeveelheid klagen we niet, maar koffie kon je het eigenlijk niet noemen. Het taartje smaakte wel prima! Verder hebben we vanuit Gyoengju nog de mooie tempel Bulguk-sa bezocht. Beetje jammer dat ze één van de tempelgebouwen in een ander gebouw hadden verpakt omdat ze het aan het restaureren waren. Daarna nog snel de berg op om een bezoekje te brengen aan Seokguram Grotto, een soort grottempel met het mooiste Boeddha beeld in Korea. Die viel een klein beetje tegen. Het was duidelijk dat ze handmatig een soort grot om een tempeltje hadden gebouwd en helaas mocht je er ook niet in. Om alles in goede staat te bewaren was er een glazen koepel voor de tempel geplaatst en werd het klimaat nauwlettend in de gaten gehouden. Het klimaat buiten werd er helaas niet beter op en was het behalve koud ook nog eens nat geworden. En eenmaal terug in Gyeongju moesten we concluderen dat het te laat was geworden om naar de tempel Golgulsa te gaan waar we eigenlijk die nacht zouden slapen. Nieuw plan dan maar en we pakken de bus richting Daegu.

Niet omdat Daegu nou zo mooi was, gewoon een grote stad, maar om een tripje naar Haein-sa te maken. In de Haein-sa tempel worden namelijk één van werelds meest belangrijke Boeddhistische heilige geschriften, de Tripitaka Koreana, bewaard. Monniken hebben daar in 1078 flink hun best opgedaan en zijn 16 jaar bezig geweest met het vastleggen van de geschriften in maar liefst 81.258 houten ‘borden’. Hoewel de tempel zelf een paar keer is afgebrand is de tempelhal waar de geschriften bewaard werden steeds gespaard gebleven. Afgezien dan van de Mongolen, die in 1232 al een deel hebben vernield. Een reconstructie van deze geschriften was klaar in 1251. Waardeloos natuurlijk die vernielingen, maar hadden we al gezegd dat Mongolië vet cool is... -23 graden. Maar nee serieus. Het geheugenkaartje van de camera zit vol en nu moeten we dus oude foto’s deleten om nieuwe te kunnen maken. En als we de foto’s van Mongolië voorbij zien komen, zeggen we 'Wow, Mongolië was echt heel cool!!'. Gelukkig waren we er toen en niet nu, want -23 graden... Oh my god! De tempel zelf is niet heel uitbundig, maar zit vooral erg ingenieus in elkaar, waardoor er voor een soort natuurlijke climat control gezorgd is, zodat de geschriften in goede staat blijven. Je mag dan ook niet de tempel in, maar vanaf buiten, door de met houten spijlen afgeschermde ramen, konden we met hard gluren net een glimp opvangen. Ook dit tripje duurde toch net iets langer dan gedacht en we hadden helemaal geen zin meer om die avond nog de bus naar Busan te pakken. Gelukkig gaf de hotelmevrouw ons uit zich zelf een korting. Al was dat wel nadat ze ontfutselt had we uit het land kwamen van Koreaanse held Guus Hiddink. Guus Hiddink korting of niet, lekker een nachtje bijgeboekt en konden we onze tassen, die we die ochtend ingepakt bij de receptie hadden achtergelaten, weer naar ons kamertje brengen.

De volgende dag vertrokken we dan richting Busan, de bijna laatste stop in Zuid Korea en dat gaf weer een gek gevoel. Zeker zin in iets nieuws, maar ook jammer om weg te gaan. In Busan hebben we uiteindelijk niet zo gek veel gedaan. Uitgeslapen, ‘tv’ gekeken en heel hard gezocht naar de lonely planet van Japan. Elke boekwinkel die Engelse boeken verkocht, had of niet de juiste editie of de hele winkel was gewoon niet meer te vinden. En na 3 dagen hebben we die zoektocht maar opgegeven. Verder hebben we nog een bezoekje gebracht aan de Beomeo-sa tempel. Toen we uit de bus stapten was het alleen heel erg mistig geworden en was het een beetje een grijze bedoeling al was de tempel op zich best aardig. Achter de tempel liep nog een pad omhoog naar een oud fort Geumjeong en hebben we dus nog maar eens een stukje gewandeld richting de noordelijke poort. De herfst was hier al op zijn retour en de bomen dus kaal. Maar door de mist was het hier eigenlijk juist wel weer heel mooi. Met de dauw in onze haren klommen we nog naar de top van de Geumjeongsan om vervolgens echt niets te kunnen zien. Via de fortmuur zijn we teruggelopen naar de zuidelijke poort en vervolgens naar beneden via ‘tourist city’. Nou, er was geen toerist te bekennen en het deed nogal sprooky aan. Totaal verlaten kraampjes en huizen en alleen maar heel veel kraaien die flink kraaiden ergens in de dikke mist... Toen we na een tijdje iemand tegenkwamen en vroegen welk paadje naar de bushalte ging, werden we niet zo blij. Blijkbaar waren we ergens toch verkeerd gelopen. Shit! En het werd al bijna donker. Hadden we al gezegd dat de Koreanen hele aardige mensen waren? Nou, deze meneer ook. Hij nam ons namelijk mee op sleeptouw het bos uit en bracht ons met zijn auto naar de metro, waar we zelf weer de weg wisten ;-) Super top! Verder hebben we nog wel een bezoekje gebracht aan het Busan Cinema Center. Een bioscoop in een mooi gebouw met schijnbaar het grootste dak ter wereld gedragen door 1 pilaar en waar ze ‘s avonds een mooie lichtshow op projecteren. Alleen naar een bioscooop kijken is voor ons filmliefhebbers natuurlijk geen optie, dus hebben we gelijk maar een kaartje gekocht voor de nieuwste 007! Prima tijdsbesteding zo in de regen.

Om onze Taekwondo teleurstelling een klein beetje te temperen, hadden we wat anders gevonden. De Koreaanse versie van de Shaolin monniken: Sunmudo! Meetrainen kan al als je een nachtje blijft slapen en het monniken leven leeft. Voor ons is dat alleen minder gratis dan voor de monniken zelf... Nadat we begroet zijn door verschillende beelden die perfect stil staan op het hoogste punt van hun trap, krijgen we een uitleg (van een blanke?) van het complex en het programma en niet te vergeten speciale kleding. Zodat iedereen kan zien dat we blijven slapen in de tempel... Een schitterend vale wijde broek. Zo één waarvan je denkt dat die wel lekker moet zitten, maar waarvan je er al snel achter komt dat dat niet zo is en je ook niet alle bewegingen kan maken die je zou willen maken. En een mooi vaal oranje hesje. Beautiful! Maar dat mag de pret niet drukken. We hebben ieders een eigen kamer, want stel je voor mannen en vrouwen op één kamer. Is dat eigenlijk geen prima manier om je monniken wilskracht te tonen? Snel hijsen we ons in onze apenpakkies, om net op tijd te zijn voor het boogschieten. Opnieuw krijgen we uitleg van een blanke, we hebben nog geen monnik gezien... Monniken doen niks gewoon, dus gaan we niet gewoon boogschieten maar ‘zen’ boogschieten. Een soort van actieve meditatie oefening. De weg is hier uiteraard belangrijker dan het doel, maar zoals natuurlijk nog wel even gezegd wordt, is het best wel leuk om het doel te raken. We doen ons best om alle handelingen heel bewust en zen uit te voeren en dat blijkt nog best lastig. Elske laat in ieder geval twee keer de pees van de boog tegen haar arm kletsen, die de volgende dag flink blauw kleurt. Maar los van dat is boogschieten best leuk!! Om op tijd voor de Sunmudo demonstratie te zijn, slaan we voor het gemak de corvee maar even over ;-) En boven op de berg krijgen we een voorproefje van wat we ‘s avonds tijdens de training moeten leren. We moeten vooral nog even werken aan onze lenigheid, je voet op hoofdhoogte vast houden is een koud kunstje voor deze sunmudoka’s. Ook hier is weer een blanke... We vragen ons toch wel een beetje af wat de ratio is tussen monnik en westerse toerist die hier de toko lijken te runnen. Maar bij het avondeten zien we er toch zeker 4 monniken... Die zitten aan een aparte tafel en hebben als enige een kussentjes om op te zitten, terwijl wij gewoon op de grond mogen zitten. Het eten is lekker, maar verder is het maar een ongezellig iets, dat eten in de tempel. Mannen en vrouwen moeten aan gescheiden tafels zitten en onder het eten mag er niet gesproken worden. Ook hier gaat het weer om het bewust zijn van jezelf of zo. En dan is het eindelijk tijd voor waar we voor waren gekomen. Sunmudo! Je kunt natuurlijk niet verwachten dat we gelijk allerlei flying kicks gaan doen, maar de nadruk ligt wel erg op rekken, strekken. Dan snel naar bed want om 4:00 ‘s ochtends is het tijd om te chanten en zo de geschriften van de Boeddha te herinneren. Niet dat we er iets van verstaan natuurlijk en komt het vooral neer op luisteren en de mensen voor je goed in de gaten houden om op het juiste moment te buigen, te staan, weer te knielen, met je hoofd het kussen te raken etc. Het chanten klinkt wel erg mooi, zelfs in de vroege ochtend! Om 5 uur hebben we dan nog een zittende meditatie, waarbij we hopen niet in slaap te vallen, maar dat gaat gelukkig goed. En dan, na het ontbijt, mogen we dan weer trainen. Helaas geen training van een Koreaanse Monnik (dat is toch leuker)... nog meer rek- en strekoefeningen, daarna is het tijd om 108 buigingen voor de Boeddha te maken, thee te drinken met de grootmeester Sunmudo van de tempel, nog een lunch mee te pakken en toen was het alweer tijd om onze eigen kleren aan te trekken en de bus richting Busan te pakken. Het nachtje slapen in de tempel was zeker cool om eens mee te maken, al zou je het eigenlijk meerdere dagen en misschien wel weken moeten doen om echt te weten hoe het is. En het was een beetje jammer dat er een speciaal programma voor nieuwsgierige toeristen als ons in elkaar was gedraaid en dat dit hele programma door westerse vrijwilligers (die langer in de tempel woonden) werd gerund. Al waren we misschien ook niet blij geworden als we net als de echte monniken al om 3:00 uur op moesten staan om om 3:30 uur al te chanten tot 6:00 uur...

De laatste dagen in Busan genieten we nog van het heerlijke Koreaanse eten. Zo nemen we op de vismarkt alvast een voorproefje op Japan en bestellen sashimi. Op de markt kun je vis kopen en die klaar laten maken in één van de vele restaurants die een verdieping hoger zitten. We zijn helaas wat aan de late kant en de markt is al aan het opruimen en we zien eigenlijk vooral voor ons onherkenbare vissen en weten dan ook niet van welke vis je lekkere sashimi kan maken. We kiezen er dan ook maar voor om gewoon bij een restaurantje wat te bestellen. Zeker niet het beste visje om sashimi van te maken, maar het smaakte toch zeker naar meer (Japan here we come). Als afsluiter trakteren we ons nog op een lekkere BBQ. Ook in dit tentje alleen maar varkensvlees op de menukaart, maar de speklap smaakt weer goed ;-) Wie had dat gedacht, dat we ‘grof geld’ zouden betalen voor een BBQ van speklappen, haha! Ook hier kost het weer moeite om zelf te roosteren en als de bediening van het restaurant ons even uit het oog verliest, brandt een deel van onze tweede ronde vlees aan. Wij vonden dat we het nog wel konden eten, maar daar dachten zij anders over en weg was het vlees... Nooooo! Gelukkig kwamen ze daarna heel netjes met een dikke lap nieuw vlees :D Bij de uitgang moesten we enorm lachen om de grappige Koreanen (of was het de maekgolli ;-). Om de BBQ luchtjes tegen te gaan, stonden er namelijk spuitbussen waar je jezelf helemaal mee in kan spuiten...

De volgende dag vertrekken we richting de haven. In de metro is het redelijk druk en blijven we staan met de grote backpack op onze rug en de kleine tas in de hand. Blijkbaar maakt dat een zielige indruk want een wat ouder vrouwtje stond er op dat ze Elskes kleine tas op haar schoot nam. Schattig toch?!! Bij de haven aangekomen blijkt dat ze de passagiers terminal voor het gemak maar even verplaatst hebben... Na een kort ritje met de taxi komen we dan toch op de juiste plek aan en zien we dat de balie van de door onze gekozen, oftewel de goedkoopste, maatschappij dicht zit en pas laat in de middag open gaat. Als we een nieuw plan maken en besluiten dan maar naar Shimoniseki te varen, mogen we geen kaartjes kopen omdat we nog geen vlieg/bootticket hebben om Japan weer mee te verlaten. Krijgen we dat weer... Gelukkig schijnt dat niet nodig te zijn voor Fukuoka, de plaats van onze eerste keus, maar zit er dus niets anders op dan wachten tot de balie open gaat. We droppen onze tas en gaan maar snel even wat eten. Een super lekkere vleesstoofpot met veel en goede bijgerechten. Smikkelen dus! Daarna moeten we ons terug haasten om op tijd bij de balie te zijn om kaartjes te kopen. Gelukkig zijn die er nog en hebben we nog een paar uurtje over voor we moeten inchecken. Nog net tijd genoeg om op zoek te gaan naar ansichtkaartjes en een postkantoor ;-) En dan, na nog een laatste (4 dagen op rij) grote bak ijs bij Baskin-Robbins, Elskes laatste ontdekking, was ons geld nagenoeg op en konden we nog net één supermarktmaaltijdpakketje halen voor een avondpicknick op de boot. Terug in de haven sluiten we achteraan in de rij voor het inchecken als een mevrouw ons daar al heel snel weghaalt en ons een vip-behandeling geeft door ons als eerste te laten inchecken. Soms heeft toerist zijn ze voordelen ;-) De Koreaanse douane stempelt dan na ruim 9,5 weken Korea een exitstempel in ons paspoort en dan kunnen we de boot op. De kamer op de boot blijkt ondol stijl, of moeten we al zeggen tatami stijl? In ieder geval, matjes op de grond! Onze kamer biedt slaapruimte voor 11 personen en dat voelt wat benauwend, maar al snel krijgen we door dat we de kamer voor ons zelf hebben. Relaxt! De boot is weer best luxe, met een restaurant en bar en verschillende andere lounge-achtige zit gelegenheden. Maar er staan ook ‘snoepautomaten’ waar je in dit geval snacks als gehaktballetjes, ‘rijstdriehoekjes’, patatjes en bordjes nasi of noedels kon kopen, die hadden we nog niet eerder gezien. Maar ja, ons geld was op 30 won na, zo’n 2 eurocent hihi, schoon op en moesten we het doen met één supermarktpakketje. Ach, een laatste picknick dan maar. Vlak voor we om 22.30 uur de haven uit varen vertelt een bootmeneer nog even dat we maar beter snel kunnen gaan slapen, want het is slecht weer en er worden golven van wel 4 meter verwacht. Bij Elske gaan de alarmbellen flink rinkelen en is ze blij met de waarschuwing, zodat ze nog soort van op tijd de zeeziekpilletjes kan innemen.

Flink schommelend varen we de haven uit en zetten we koers naar Japan! Zou Japan echt het land van onze dromen zijn? We zullen het weten als de volgende dag wakker worden...

Kick van Korea

Nog bij de douane wordt ons duidelijk dat de Koreanen ook streng zijn. We hebben op de boot nog niet onze hele ontbijtpicknicktas leeg kunnen eten. En uitgerekend het fruit zit nog in onze tas. Vinden ze helemaal geen goed idee... En het wordt met slinger weggegooid alsof het stinkende sokken zijn. Rogier moet nog helemaal een formulier invullen en staat nu waarschijnlijk in hun computersystemen te boek als ‘risico persoon’ of zo. En eigenlijk hebben we gewoon nog trek in een paar lekkere banaantjes en appeltjes, verdorie!

Oké, door dan maar. Eerste levensbehoefte nu is Koreaanse wonnetjes zoeken. Gelukkig blijkt de pinautomaat niet al te ver en kunnen we weer op pad. Het strand in Qingdao beviel ons wel en we zijn uiteraard reuze benieuwd naar de Koreaanse badmode, dus we besluiten naar het eilandje Muuido te gaan. Dat ligt ook nog eens lekker dichtbij. Alleen nog even uitzoeken hoe we daar komen. Bij de bushalte spreekt er gelukkig een mevrouw Engels en krijgen we verschillende opties. Als de goede bus langskomt is het echter wel weer wat lastig communiceren met de buschauffeur en hebben we ook nog eens geen kleingeld om gepast te betalen in de automaat. We willen al uitstappen om eerst maar geld te wisselen, als een mevrouw voor ons betaald. Superlief! Na een volgende bus moeten we eerst een stukje lopen voor we de ferry kunnen pakken. We besluiten eerst maar eens wat te gaan eten. Aangezien ons fruit dus ergens in een prullenbak ligt, rammelen onze maagjes inmiddels wel. Op de kaart staan vooral Korean BBQ gerechten. Vast erg lekker, maar we willen nu gewoon even iets snels en goedkoops en kiezen de goedkoopste noedelsoep met schelpdieren van de kaart. Niet dat die voor onze begrippen echt goedkoop is. Maar als de mega grote kom, ze hebben twee porties in één kom (meer het formaat van een pan) gedaan, op onze tafel wordt gezet, maken ze het wel een beetje goed. Goed gevulde soep met erg grote schelpen en garnalen. En lekkere kimchi en andere bijgerechtjes. Beter dan de groenteloze bordjes in Mongolië. Even smullen dan maar. Daarna snel naar de ferry en nog een laatste stukje met een bus naar het strand.

In de LP stond dat op dit strand, Hanagae beach, strandhutjes waren. Basic strandhutjes. Nou basic waren ze zeker, haha! Een klein hutje van ruim 2 bij 2 meter op kleine metalen pootjes met een schuin dak en het plafond op het hoogste punt ongeveer 1,65 meter. Binnen liggen dekens waar we ons bed van moeten maken. Dat hadden we eigenlijk in Japan pas verwacht. En alleen openbare wc’s. Wel heel erg veel... Maar helemaal geen douche... Aangezien er geen andere hutjes waren die nog soort van in onze prijsklasse vielen, het was dit (dat eigenlijk al boven budget was) of hutjes die nog 4 keer zo duur waren. De eerste dag, zaterdags, was het redelijk druk. Ook veel expats vanuit Seoul en Koreanen die compleet met bbq op het strand aan het kamperen zijn. De Koreanen zijn echt super grappig. De meeste komen hier voor een heuse hike van wel 2,5 km naar de top van een bergje van 244 meter! Nu is dat op zich prima natuurlijk, maar ze zijn gekleed alsof ze de Mount Everest gaan beklimmen. Hippe trekkinggear met iets te veel kleurtjes naar onze smaak, allemaal goed ingepakt in lange broeken en truien, flink stevige schoenen, wandelstokken, handschoenen, hoedjes tegen de zon... De hele rataplan. Ook zondags is het druk met Koreanen die nu al gillend en selfies makend van de zipline af gaan en vervolgens met een auto terug naar het begin van het strand worden gereden. En let wel, het strand is klein! Af en toe vaart de hovercraft nog even voorbij en tegen de avond wordt het rustiger en lijken we ineens de enigen op het strand. Best handig aangezien we ons eigenlijk wel willen ‘douchen’ en dat met behulp van een fles water bij de wasbakken moeten doen...

Maandag is het inderdaad uitgestorven; we zijn alleen. Wat een rust! Heerlijk! Okay, heel af en toe komt er nog een soort van rare sproeiwagen rondrijden die hopelijk niet giftige rook uitspuwt... Wie het weet mag het zeggen?!? Inmiddels hebben we onze draai ook wel gevonden in ons ieniemienie hutje, wat vloerverwarming blijkt te hebben...?!! Heel fijn ‘s avonds! Alleen nog steeds een beetje duur en aangezien we nog geen pinautomaat hebben gezien (eerlijk is eerlijk, we hebben ook niet gezocht), moeten we een beetje op ons geld letten. We eten ‘s ochtends en ‘s middags dan ook maar instant noedelsoep en biscuitjes uit de supermarkt en ‘s avonds nemen we meestal het goedkoopste van de menukaart. Klinkt wel een beetje triest als we het zo opschrijven, haha!, maar zo hebben we nog net geld voor een biertje en een ijsje! Prioriteiten stellen heet dat geloof ik. En met alle extra kleine gerechtjes heb je toch het idee dat je heel uitgebreid uit eten bent! We komen de dagen goed door met lekker hangen op ons privé strand dat we alleen hoeven te delen met heel veel meeuwen en een enkele Koreaan die goed ingepakt tegen de zon op zoek gaat naar schelpjes voor het avondeten. Echt zwemmen is er niet bij. Overdag is het eb en moet je al snel 20 minuten lopen voor je bij het water bent je en net pootje kan baden, maar dat mag de pret niet drukken. Strand genoeg dus om onze taekwondo skills wat op te halen en onze taeguks en poomsaes te oefenen. Maar na een jaar of 5 zakt dat blijkbaar toch wel erg ver weg... We schamen ons diep!! Onze laatste dag is het helaas wat minder mooi weer. Elske gaat lekker eigenwijs nog wel onder de grijze lucht op haar handdoekje leggen, maar na een paar druppels houdt ze het ook voor gezien. Onze laatste avond willen we nog even lekker wat gaan eten. Maar daar steken de Koreanen een spreekwoordelijk (eet)stokje voor. Alles zit dicht! Zelfs de supermarkt en kunnen we niet eens terugvallen op de instantnoedels. Bij één restaurantje zien we achterin nog licht branden en voorzichtig proberen we de deur. Die blijkt open. Er is nog hoop... Maar nee hoor, niets. Zelfs geen rijst met een gebakken ei of zo. Al wisten we dat in ons beste Koreaans, dat nog niet verder gaat als ‘hi’, ‘dankjewel’ en op 2 manieren tot 10 tellen (handig hoor Taekwondo :D), niet te vragen, maar het werd ook niet aangeboden terwijl het meneertje heus wel wist dat we nergens meer wat konden eten. En na alleen wat noedelsoep en biscuitjes lustten we eigenlijk wel wat... De blaffende honden in de buurt brachten ons bijna op het idee ze te zoeken... In Korea eten ze toch hond? Ook hebben we even op het punt gestaan om maar zelf sashimi te maken van de vissen die nog vrolijk rondzwommen in de aquariumbakken die bij de verschillende restaurants stonden... Uiteindelijk hebben we een gedineerd met een bekertje (van de meest smerige 3-in-1) oploskoffie en samen 7 biscuitjes. Beetje jammer! De volgende dag scheen de zon en hadden we helemaal geen zin om weg te gaan. Onze cash was op, maar met de creditcard hebben we nog maar een nachtje bijgeboekt en genoten van een relaxt dagje voor de reis naar Seoel ging beginnen.

We konden Muuido natuurlijk niet verlaten zonder naar de top van het eiland te wandelen. Ondanks het goede voorbeeld van de Koreanen die zich in vol ornaat aan deze wandeling wagen, gingen wij in ons korte broek, t-shirt en slippertjes. En dat ging prima, al hadden we misschien iets sneller gekund op schoenen. De paadjes waren weer gewoon bos met hier en daar een klein stukje houten trap. Geen China praktijken met betonnen trappen hier, mooi! Na even van het uitzicht te hebben genoten, hebben we nog een kijkje genomen in het vissersdorpje dat op het eilandje So-Muuido ligt, waar je via een loopbrug naar toe kan wandelen. Nog een laatste biertje en ijsje en dan is onze minivakantie voorbij. Op naar de grote stad! Een bus overstap op het vliegveld, waar we snel vast een hotel boekten, en waar we met de metro naar toe konden. Lekker makkelijk. En ook zo rustig in de metro! Bleken er nationale feestdagen te zijn, waardoor half Korea op haar gat ligt. Dat merkten we de volgende dag pas echt, toen ook de restaurantjes voor twee dagen hun deuren hadden gesloten... Na flink zoeken vonden we een klein tentje dat open was. De bediening sprak geen Engels en trok iemand die zat te eten van tafel om ons te vragen wat we wilden eten. Blijkbaar zaten we in de Regulier Dwarsstraat van Seoel, want het eerste dat gevraagd werd was of we wel wisten dat we in een gay restaurant zaten. Ehh nee, dat was ons nog niet opgevallen, wij zagen alleen voedsel! Gelukkig mocht Elske ook blijven en hebben we een lekker stoofpotje met rundvlees gegeten! Al het eten in Korea is trouwens super lekker. Zo is er de koude of loei hete bibimbap, rijst met rauwkost, tauge, zeewier, ei etc. De manier om dit te eten is dat je er eerst een flinke lepel speciale saus over gooit en dan alles heel goed door elkaar roert. Meer een soort van prakken werd ons duidelijk toen ons in een restaurant was duidelijk gemaakt dat we het door elkaar moesten roeren. Blijkbaar ging dat te voorzichtig, want even later stond de bediening weer aan onze tafel, pakte ze onze stokjes en lepel en begon de bibimbab flink door elkaar te prakken voordat we ons bestek terugkregen en konden gaan eten. Verder is de groene ui pannenkoek met inktvis erg lekker, kimbab (de Koreaanse variant op een sushi rol), bulgogi en natuurlijk de koreaanse BBQ! Smullen dus! We moesten alleen een beetje wennen aan de wat kleine porties.

Seoel kent vele paleizen dus hebben we een paleisdagje gedaan. We begonnen met world heritage site Jongmyo. Dat stiekem helemaal geen paleis is, maar een spirit shrine. Dit is waar de geesten van overleden koningen en koninginnen konden rond dwalen over speciale spirit paths (waar je als sterfelijke ook niet over heen dient te lopen) en tot in de eeuwigheid konden converseren over vervlogen tijden in speciale geesten kamers. Je zou bijna zeggen dat ze in die tijd Spirited Away iets te vaak hadden gezien. Als je je trouwens afvraagt waarom de drempels in tempels en paleizen altijd onwijs hoog zijn, dan zijn dat geen voorzorgsmaatregelen voor een eventuele watersnoodramp, maar om de kwade geesten buiten de deur te houden. Daarom mag je ook nooit met één been binnen en één been buiten staan, want dan kruipen de kwade geesten over je benen zo naar binnen. Overigens houden geesten niet van opsmuk, het less is more principe is hier prima toegepast, al moesten wij hier na alle drukke en kleurrijke tempels van China wel even aan wennen en vonden we het een beetje saai. Als tweede stond Changyeonggung op de route, die konden we nog mooi even bekijken voor we weer op zoek moesten naar een restaurantje dat wel open was. Dit paleis was al weer wat meer gekleurd en versierd in Koreaanse stijl. Dat het feestdagen waren in Korea had ook een voordeeltje. Veel mensen waren mooi gekleed in de traditionele klederdracht en gaf een extra speciaal sfeertje aan de mooie paleizen en tuinen. Vanuit dit paleis konden we gelijk doorsteken naar het volgende paleis Changdeokgung. Op zich mooi, maar onze maagjes knorden eigenlijk best wel. Toch maar kaartjes gekocht en toen bleek dat we net op tijd waren om gelijk de tour door de Secret Garden te doen. Waarom je daar nu niet zelf mocht ronddwalen is ons niet duidelijk, maar we hebben geprobeerd ons zo goed mogelijk als brave toerist te gedragen en niet te ver achterop de groep te raken ;-) Dat lukte niet altijd en dan werden we gelijk door een bewaker weer richting de groep gestuurd... Na de mooie tuin mochten we gelukkig wel weer zelf rondwandelen door de paleizen waar ook weer veel mensen in klederdracht liepen. Vooral tienermeisjes die hele fotoshoots aan het houden waren.

Herinneren jullie je Seok Yeong nog? Het Koreaanse meisje dat de straten van Moron (Mongolië) nogal eng vond in het donker en ons haar helden noemde?! Nu was het tijd dat zij de held uithing en ons op sleeptouw nam door Seoel. In de drukte van de feestdagen heeft ze ons de typisch Koreaanse wijkjes Bukchon & Insa-dong laten zien waar nog veel oude huizen met de mooie traditionele daken staan. ‘s Avonds werden we getrakteerd op een heerlijke schotel van gegrilde kip met groenten, dumplings en noedels, oftewel Jimdak. En natuurlijk hebben we naast de tips voor Korea nog herinneringen opgehaald aan Mongolië. Na nog een tijdje rondslenteren door één van de vele winkelwijken van Seoel, die nooit sluiten, gaan wij toch maar een tukkie doen. In Seoel zijn de kamers luxe, zeker in vergelijking met Mongolië. Een eigen kamertje, een eigen badkamer met warm water dat gewoon uit de kraan komt en niet via een houtvuur verwarmt hoeft te worden, koelkast, vloerverwarming, airco, handdoeken (ieniemienie, maar we klagen niet hoor, ‘t is super fijn geen natte handdoek in je tas te hoeven stoppen), waterkoker, föhn, aftershave, haarlak, borstels en kammen, zeep, tandpasta (alles in groot verpakking) en meer. Enige is dat er blijkbaar ook beestjes zijn. Want naast de haarlak en consorten staat steevast een spuitbus (als het er geen twee zijn) tegen kakkerlakken... dachten we. Wij zelf hebben geen beestjes gezien, maar andere mensen in de kamer schuin tegenover ons hadden last van bedbugs. En dat hoorden we net nadat we 3 nachten hadden bijgeboekt... Alles begint bij het typen weer opnieuw te kriebelen, brrrr. Verder is elke kamer ook uitgerust met een emergency lijn, die, in case of emergency (bedbugs :-), vast gemaakt kan worden aan een haak in de muur en we zo via het touw het raam uit kunnen’’springen’. Gelukkig hebben we hem niet hoeven gebruiken.

Seoel is enorm groot en heeft ook een enorm metrostelsel dat je zelfs tot ruim 50 kilometer buiten Seoel brengt. Heel handig als je een dagje naar Suwon wilt. In Suwon staat nog de oude stadsmuur, waar je een leuke wandeling overheen kan maken. Het was super lekker weer en met de mooie blauwe lucht was de muur best fotogeniek, waardoor we bijna geen tijd meer hadden voor het paleis. 15 minuten voor sluitingstijd konden we op het nippertje nog net naar binnen rennen en in sneltreinvaart lukte het toch nog om ook het paleis te zien. In Suwon blijk je ook een chickenstreet te hebben waar je een hele gefrituurde kip kon bestellen. Nu is een hele kip natuurlijk wat lastig eten met stokjes, maar daar hebben ze wat op gevonden! Met neme een tang en pakken de kip stevig vast om vervolgens met een grote schaar het arme beestje in hapklare stukjes te knippen. En dan kun je ze dus prima weer met stokjes eten! Een schaar behoort wel vaker tot het standaard bestek en is ook verrekte handig om noedels, pannenkoek, kimchi of je vlees te knippen. Daarna nog snel even naar de kapper voor we de metro terug pakten naar Seoel. En net als in Mongolië vinden ze het best spannend om ons te knippen. Zelfs met een foto erbij van hoe het ongeveer moet worden, beginnen ze heel twijfelend hele kleine plukjes te knippen totdat je 6 keer hebt gezegd dat het echt korter mag. Spiegels om ons te laten zien hoe de achterkant geknipt is, kennen ze niet. En waar zouden we dan toch zijn zonder de mobiele telefoon?! Er werden dus van alle kanten foto’s gemaakt om ons te laten zien of het zo oké was. Daarna föhnen en plukje voor plukje alles stylen :D

In Seoel is er ook nog een oude stadsmuur, dus daar zijn we ook nog maar even opgeklommen. Al koste het wat moeite er te komen. In de buurt van de stadsmuur staat overal stond politie de boel in de gaten te houden en je via een flinke omweg naar de stadsmuur stuurt. In 1968 is het een Noord Koreaan ooit gelukt via de stadsmuur in het Presidentieel paleis te komen en daarom zijn ze extra voorzichtig. En ja, wij zien er inderdaad uit als Noord Koreaanse spionnen, dus we nemen ze het niet kwalijk hoor. Eenmaal boven op de stadsmuur zie je ook nog een flink kanon staan en na even verder te lopen is het pad afgesloten en zien we militairen met geweren op hun uitkijkpost staan. Deze gezelligheid geeft toch wel een apart sfeertje. Dat het pad was afgesloten was trouwens niet omdat er echte dreiging is, maar gewoon omdat het woensdag was en ze normaal altijd op maandag het pad afsluiten, behalve als er op maandags een feestdag is... Die logica snapten we niet helemaal maar goed, we voelden ons niet stoer genoeg om te testen of er echte kogels in die geweren zaten en hebben maar een alternatieve wandelroute gezocht ;-) Vlakbij zat ook nog een tempel die vooral voor de Shamanen erg belangrijk was. En aangezien we nog moesten onderzoeken of Shamanen echt jonge vogeltjes als ontbijt eten, gingen we op zoek naar de Inwangsan tempel. Het eerste stuk wandelden we over een wandelpad dat ook weer bedekt was. Nu niet met een soort tapijt zoals het bospad naar de stadsmuur, maar met dempende tegels zoals we die in Nederland op speelplaatsen onder de klimrekken hebben. Loopt heerlijk zacht! Verder staan er ook steeds bordjes met hoe ver het nog lopen is naar het volgende uitkijkpunt, niet alleen in kilometers maar ook in calorieën! Toen we een afslag moesten nemen om naar de tempel te lopen, stond ook hier weer politie. Maar we mochten gelukkig doorlopen. Al werden we wel met een mevrouw meegestuurd. Blijkbaar was uitleggen hoe we moesten lopen ingewikkelder dan gebaren dat we achter ‘die mevrouw’ aan moesten lopen. Echt een tempel was er niet, maar wel een grote steen waar mensen bij zaten te bidden en iets verderop was nog een grote rots waar onze gids ons bovenop bracht. Na boven op de rots geklauterd te zijn, ging zij bidden en eten ‘offeren’ en zijn wij maar stilletjes van het uitzicht over de stad gaan genieten. Terug in de stad was het tijd voor wat eten en hebben we maar eens een ‘stew’ geprobeerd en werd er een grote pan aan een haak boven ons tafeltje boven het vuur gehangen. Blijkbaar hadden we een stoofpotje van worst besteld. Nou ja, worst. Het zag er allemaal een beetje plastic uit, maar onder het motto ‘je moet alles een keer proberen’ konden we deze van ons onze ‘to do’ lijst schrappen.

Vlak bij Seoel is nog de Bukhansan berg. Weer lekker te bereiken met de metro en vanaf daar konden we volgens de LP gewoon de andere wandelaars volgen. Dat was in het begin een beetje verwarrend aangezien iedereen die er uitzag als wandelaar (en dat is in Korea, maar zeker in Seoel, bijna iedereen) een andere kant op ging. Maar na zelf een uitgang gekozen te hebben, kwamen we al gauw op een punt waar blijkbaar alle uitgangen bij elkaar kwamen. En halleluja!! Wat was het enorm druk! Je kon letterlijk over de koppen lopen. Die drukte was een beetje jammer, maar verder was het er erg mooi. De bomen begonnen al wat te verkleuren en vooral de esdoorns waren mooi rood aan het worden. Hoe dichter we bij de top kwamen, hoe drukker het werd en moesten we in een soort van file het laatste stukje lopen. Naast dus de outfit die ook goed was om de Mount Everest te beklimmen, viel op dat alle Koreanen echt mega rugtassen bij zich hadden. Bij de top werd duidelijk waarom. In de tassen zaten lunchpakketjes. Nou ja pakketjes, allerlei schaaltjes met kimchi, rijst, kimbap, vlees en wat al niet meer werden uit de tassen getoverd nadat het picknickkleed was uitgespreid en de matjes om op te zitten waren neergelegd. En natuurlijk kon de nationale drank soju (Koreaanse wodka) en maekgolli (rijstwijn) niet ontbreken. Het gelach wat er de hele ochtend al was, werd nog luider en we vroegen ons af of het eigenlijk wel veilig was dat die mensen met dronken hoofdjes nog naar beneden klauterden. Op de top was het uitzicht supermooi, al was het jammer dat de blauwe lucht inmiddels weer grijs was, en wilden we nog naar een tweede top klimmen. Blijkbaar hadden we daar een bordje gemist dat het een éénrichtingspad was. Na stiekem toch proberen door te lopen zijn we na de derde keer dat mensen van alles tegen ons zeiden toch maar teruggegaan en de officiële route gepakt. Al vonden een aantal mensen dat ook geen goed idee omdat we geen handschoentjes aan hadden?! Het pad bleek ook geen pad, maar een heus klimfestijn waar je meerdere keren met touwen omhoog of naar beneden moest klauteren. Maar dat ging ook zonder handschoenen prima ;-) Even dachten we nog dat de helikopter die om de berg bleef vliegen ons kwam melden dat we daar niet mochten klimmen zonder professionele klimuitrusting, maar dat viel reuze mee. En was het een leuk wandel/klimdagje. Weer terug beneden kwam de sojulucht je tegemoet bij de vele restaurantjes. Blijkbaar zijn de Koreanen heel gezond en actief en wandelen ze er heel wat af, maar lusten ze ook wel een flinke borrel :D

In de metro terug naar de stad werden we nog getrakteerd op een paar heuse amazing discovery’s van selfiesticks en een antipluisjes-stok en verbaasden we ons nog meer over dat die producten ook daadwerkelijk werden verkocht. In de metro hebben ze trouwens ook van die muziekjes als ze aankondigen dat de volgende trein er aan komt. Van die muziekjes die het midden houden tussen het volkslied en iets wat zo blij is dat je het gevoel krijgt dat je heel blij moet gaan springen of zo. En je hebt heel veel grote ondergrondse winkelcentra bij de metrohaltes. Hier kun je vaak wat goedkoper kleding kopen. Gewone kleding, want veel winkels boven de grond worden in beslag genomen door de niet te tellen zoveel winkels waar ze trekkingspullen verkopen. Of koffie. Niet normaal hoeveel koffietentjes er in Seoel zijn. En wat doen wij... juist oploskoffie... Tja het leven van een backpacker gaat niet altijd over rozen.

Het Taekwondo hoofdkantoor Kukkiwon zit ook in Seoel, dus daar moesten we natuurlijk nog wel even een kijkje nemen. Helaas kwamen we net te laat voor de daaglijkse demonstratie... Dat kon natuurlijk niet en hebben we nog maar 2 nachten bijgeboekt (we zijn nog nooit zo lang in een grote stad blijven hangen!), zelfs na het horen van de bedbugs twee kamers verderop. Af en toe moet je de spanning er een beetje inhouden ;-) Maandags gingen we dus terug en kregen we weer helemaal de Taekwondo kriebels bij het zien van de demonstratie! Samen met een paar andere toeschouwers werd Rogier nog op het podium geroepen en mochten ze plankjes proberen te breken. Eitje natuurlijk voor een derde danner en de taekwondoka die het extra dikke plankje vasthield, wist ook niet goed wat er gebeurde toen de houtsplinters hem om de oren vlogen, haha!

Ons reistempo was in Mongolië al lekker vertraagd en dat hebben we in Korea nog even vastgehouden. Maar na 16 dagen niet veel meer gezien te hebben dan het eilandje Muuido en (kleine stukjes van) Seoel, wordt het toch eens tijd om die pack weer eens op onze back te zwaaien en Korea te ontdekken. Dachten we gister nog dat onze eerste stop Malippo zou worden, na het bezoek aan Kukkiwon is dat plan even van tafel. De World Military Games worden in Korea gehouden, met natuurlijk ook Taekwondo! Dus daar willen we wel iets van zien. ‘s Ochtends aan de keukentafel bedenken we een nieuw plannetje en pakken we later die middag de trein naar Andong. Onderweg worden we getrakteerd op het mooie landschap van Korea met veel heuvels/bergjes, platteland met mooie oude huisjes, bossen en her en der een tempel. De trein is minder luxe dan we hadden verwacht, geen stopcontracten, geen wifi. Maar wel een keurig opgevoede conducteur die iedere keer als hij de wagon inkomt en uitgaat netjes naar ons buigt. Kijk, zo zien we dat graag ;-) Eenmaal in Andong vinden we al snel het schattige ‘happy guesthouse’ waar een heel happy mevrouwtje ons een ondol stijl kamer, zo heet het als je geen bed hebt maar dekens op de grond legt, geeft. De dekens zijn hier wel een stukje dikker, dus waarschijnlijk is het kouder aan het worden... Het guesthouse heeft ook nog wat regels. Zo mag je geen alcohol en eten mee naar je kamer nemen en is het ontbijt tussen 7 en 8 uur naar ons idee wat aan de vroege kant. Dat verklaart wel weer waarom er een avondklok is en je voor 23 uur binnen moet zijn...

Als we ‘s ochtends net voor 8 uur aan de ontbijttafel schuiven voor een kom pompoensoep/pap gevuld met rijst vraagt een Koreaanse toerist wat we die dag gaan doen en of we mee willen rijden. Relaxt! En zo pikken we ook nog een extra tempel mee. Een hele mooie tempel en krijgen we uitleg over hoe ze in Korea al wel 100 jaar geleden vloerverwarming hadden. Ze lieten namelijk hete rook van de kookplaatsen via gangetjes onder de vloer doorlopen, voordat het via een externe schoorsteen naar buiten rookte. Slim! Daarna reden we nog naar een mooie plek waar we uitzicht hadden op het oude traditionele dorpje Hahoe, de eigenlijk activiteit voor die dag. We hadden geluk dat het woensdag was, want alleen op woensdag wordt er een masker show opgevoerd. Dat was toch wel iets speciaals... Begon het al raar met twee mensen verkleed als stier met 2 flinke ballen eronder die mensen op de eerste rij begon onder te plassen om vervolgens geslacht te worden en zijn organen eruit worden gesneden. Werd het nog raarder toen er een man met een vrouwenmasker op een gegeven moment deed alsof ze zat te plassen en dat een ander maskermeneertje daarna aan die plek ging ruiken...?! Niet dat wij er iets van snapten en zelfs de Koreaanse jongen met wie we waren zei de humor niet altijd te snappen. Al denken wij dat hij het te gênant vond om sommige dingen uit te leggen.

Maar we kwamen dus eigenlijk naar Andong omdat daar in de buurt de Taekwondo wedstrijden waren. Het was een beetje puzzelen hoe we daar moesten komen, maar uiteindelijk lukte ook dat weer. Gelukkig rijden de bussen hier gewoon op tijd en niet zoals in Mongolië pas als de bus vol is, want we zaten maar met zijn 4tjes in een grote tourbus. Waar de Koreanen trouwens ook heel goed in zijn, is vlaggetjes ophangen. Is het niet de koreaanse vlag die echt overal hangt dan is het wel voor één of ander event of het liefst gecombineerd. Tientallen kilometers voor we op de plaats van bestemming waren hing de hele weg al vol met vlaggetjes, banners etc. Bizar. Maar wel handig, want wij wisten zo wel dat we in de buurt kwamen ;-) In de plaats van het evenement aangekomen, reden er heel handig pendelbusjes naar het militaire sportcomplex. Helaas moesten we daar nog wel een uur op wachten. Maar geen nood, een meisje die vrijwilligster was voor het event, had net pauze en vond het geen probleem om ons even uit shoppen te nemen en ons het stadje te laten zien om onze wachttijd wat dragelijker te maken. Super lief natuurlijk en dit is iets wat de Koreanen '?' (Jeong) noemen, wat zoiets betekent als warmhartigheid. De Koreanen zijn inderdaad één van de liefste mensen die we op onze reizen zijn tegengekomen, wat best een beetje verbazingwekkend is gezien hoe welvarend Korea is (Koreanen verdienen gemiddeld hetzelfde als mensen in Europa terwijl de meeste dingen hier toch wel flink goedkoper zijn) en we meestal zien dat de ‘jeong’ dan verbazingwekkend hard afneemt. Uiteindelijk bleek de pendelbus toch wel eerder te komen en is er van shoppen niks te komen. Dus kregen we maar een dikke knuffel :-)

Aangekomen bij het nogal uitgestrekte militaire sportcomplex, met nog meer vlaggetjes, haasten we ons direct naar de Taekwondo arena. Waar al direct blijkt dat we een tijdje niet meer zo met Taekwondo bezig zijn geweest (schaamte!!). De ring is tegenwoordig octagonaal ipv vierkant en ook is dit de eerste keer dat we het elektronische pantser in actie zien. Wat natuurlijk het punten tellen een stuk eerlijker maakt (al lijkt het punten scoren op het hoofd wel erg licht afgesteld). Het niveau is goed en dus begint het wel een beetje te kriebelen om zelf aan de slag te gaan. We blijken wel één van de weinige (enige) niet militaire toeschouwers. Maar geen nood, Koreaanse schoolkinderen worden in oranje t-shirts (we voelden ons helemaal thuis) de tribune opgehesen en twee cheerleaders zorgen voor wat extra leven op de tribunes. Al doet het Keniaanse team ook goed zijn best door liedjes te zingen en te klappen. Vooral als de Keniaanse scheidsrechter moet scheidsen, die dan zichtbaar zijn best moet doen om dan serieus te blijven :-) Als we besluiten om nog net even 1 finale mee te pakken (we moeten de bus terug nog halen), loopt die wel een beetje af in een anticlimax als de tijd stil blijft staan en er verschillende videoreviews (ook zo’n nieuw dingetje) aangevraagd worden wat nou niet echt voor een dynamische afsluiter zorgde. Terug met de pendelbus blijken we ook nog echt net de bus terug naar Andong gemist te hebben... In de 2 uur wachten op de volgende bus konden we wel mooi vast wat eten en ondertussen hopen dat ons happy hotelmevrouwtje niet boos zou worden omdat we nu te laat terug zouden zijn. De deur was gelukkig nog open maar het happy mevrouwtje leek ons wel op te wachten, want we waren amper binnen of ze kwam om het hoekje kijken en wenste ons direct good night met heel veel buigingen en hoorden we de deur op slot gaan...

De Koreanen zijn altijd goed voorbereid, dus als je wilt weten waar de mooiste herfstblaadjes zijn rond welke tijd, brengt de Koreaanse knmi een superhandig kaartje uit elk jaar. Blijkt wel dat we nog iets te vroeg zijn voor de meeste blaadjes dus besluiten we wat tijd de doden op bestemmingen waar mooie blaadjes minder bepalend zijn. In de andere woorden de National Parks laten we nog even links liggen. Op naar Cheongju voor Jikji. Als we het busstation uitkomen, blijkt er een soort 2de stad aan nogal opvallend flikkerende hotels op te doemen, of moeten we zeggen op te lichten?! Sommige (best wel veel) lijken zelfs op kastelen! En wie wil er nou niet in een kasteel slapen? Precies dat dus... alle kastelen zitten vol, dus even flink doorzoeken dus. Hotel in en hotel weer uit. Alle informatiebalies blijken een opening te hebben op hoogte kabouter en de parkeergarages hebben allemaal gordijntjes. De kamers hebben ook opvallend veel spiegels naast de bedden. Hartstikke gezellig, want zo heb je natuurlijk nooit het idee dat je helemaal alleen in bed ligt. Of ja, ho eens even, wij dachten dat we de love motels pas in Japan zouden tegenkomen. Maar dat is het dus, deze zijn blijkbaar ook naar Korea overgewaaid. Uiteindelijk komen we uit bij een soort Zwitsers chalet. Super ruime kamer met een nog ruimere badkamer met bubbelbad, sfeerlampjes, mega grote flatscreen en ook hier is voor shampoo, gel, aftershave, bodylotion, tandpasta, badjas etc. gezorgd en kun je zelfs een filmpje pakken. We vonden in de Seoel de kamers al luxe, maar na dit... En dan moesten we in Seoul voor hetzelfde bedrag nog op de grond slapen, dan is dit toch een stuk beter :-)

Maar Jikji dus. In vroegere tijden moesten alle Boeddhistische geschriften natuurlijk met de hand gekopieerd worden. De monniken hadden in 1377 al lang bedacht dat dit monniken werk was en komen als eerste met Jikji: printing with movable metal type. Ofwel letterdrukkunst met metaal. Elk karakter wordt in een metalen blokje gegoten die weer in een frame gezet kunnen worden zodat een hele pagina in 1 keer gedrukt kan worden. Al lijkt het hele proces om de blokjes te maken ook nog wel redelijk monniken werk te zijn! Dit hele proces wordt gedemonstreerd door eng echt lijkende poppen die bij een druk op een knop nog blijken te bewegen ook; een extra gratis optreden uncanny valley. Helaas ligt het oudste gedrukte boek zelf in Parijs... ‘s Avonds was het weer wat puzzelen om de menukaart te ontcijferen. Een mannetje, met de nodige soju achter de kiezen, zag dat en besloot maar iets voor ons te kiezen. Hij kwam bij ons zitten en probeerde waarschijnlijk duidelijk te maken wat hij voor ons besteld had, maar dat lukte dus niet. Na een aantal pogingen en veel gelach belt hij zijn zoon, die hij baby noemde, en die wel een beetje Engels sprak om ons uitleg te geven. Maar het was zo lawaaiig in het restaurantje dat we de jongen ook niet konden verstaan en het maar gewoon afwachten werd. Het bleek een lekker soepje te zijn met grote stukken vlees, soort karbonade. Het vlees was zo lekker mals en gaar dat het gelukkig met een beetje pielen met je stokjes makkelijk van het bot loskwam en we konden genieten van een lekker gevuld soepje.

De volgende dag besluiten we vroeg op te staan om voor de regen de muren te bewandelen van het fort Sangdang Sandeong. Ideaal konden we weer gewoon een stadsbus pakken die ons net buiten de stand naar de mooie bergen en de stadsmuur brengt. Als we de bus uitstappen biedt een Koreaans mannetje gelijk aan om ons te gidsen. Dit mannetje bleek al 70 jaar te zijn en legt nog steeds 3x per week de 4,2 km van de nogal Nepali flat (little bit up, little bit down) kronkelende fortmuren af, respect. Onderweg wordt er gelijk een wichelroede in elkaar geschroefd en krijgen we een extra gratis reading: we krijgen een zoontje met hele slimme hersenen en Rogier wordt dokter. Zo lief dat hij denkt dat we nog moeten studeren;-) Uiteindelijk blijkt ons tempo toch wel iets hoger te liggen en nemen halverwege de eerste heuvel afscheid van onze gids en lopen we verder door de mooie bosrijke omgeving waar stiekem de eerste mooie herfstkleurtjes toch al wel aanwezig zijn. Net als de felle trekking-outfits van met rijstwijn & soju bepakte Koreanen overigens. Al wandelend over de muur hadden we beide bedacht dat Korea wel een heel fijn landje is met hele mooi natuur waar je een aardige wandeling kan maken, ook vlak bij de steden, met hele aardige mensen (je hebt af en toe wel een droge mond van al het ‘annyeonghaseyo’ (= hallo)), goed eten en natuurlijk Taekwondo. Ja, we zouden hier best kunnen wonen. Van de gebouwen binnen de fortmuren blijkt trouwens niks meer over en haastten we ons bij het zien van de donkere lucht naar de bus waar we net op tijd instappen voor de regen losbarst. Tijd om eens gebruik te maken van de film service van ons love motel. Onder het genot van een supermarktmaaltijd (die trouwens best goed zijn en prima zijn om wat kosten te besparen) genieten we van Ninja en Yolandi in Chappie (NYC).

Songnisan National Park blijkt dan eigenlijk toch het best bereikbaar vanaf Cheongju, dus gaan we toch alvast maar eens kijken hoe de herfstblaadjes erbij hangen. We beginnen eerst met de mooie tempel Beopju-sa, die een 33m hoge gouden Boeddha beeld in huis heeft. Daarna beginnen we aan de klim naar Munjangdae (1033m). Wat een erg mooie berg blijkt te zijn met granietpieken die uitsteken tussen de toch al wel herfstgekleurde bossen. Op het uitkijkpunt waai je wel zo ongeveer weg, als je niet al voor die tijd bevroren was. Jeetje wat een harde en koude wind! Maar zelfs met samengeknepen ogen zien we nog wel dat het er erg mooi is. Na een paar fotootjes dalen we snel weer iets af en wandelen we over de bergrug naar naar nog de volgende piek, Birobong, voor we naar beneden wandelen om de bus richting huis te pakken.

Dan reizen we af naar kustplaatsje Sokcho, waar we een hotel vinden in ‘krabstraat’. Afdingen op hotel prijzen lijkt niet echt normaal te zijn, gezien het (nogal) teleurgestelde gezicht van het hotelmeneertje als we een korting voorstellen, maar uiteindelijk gaat hij toch over stag. Hopelijk hebben we hem niet beledigd... Ons hotel is als hotel trouwens één van de uitzonderingen, want net als in andere landen in Azië doet ook in Korea vaak weer iedereen in de hele straat hetzelfde. De straten heten hier zelfs echt pork-, chicken- etc. street. In dit geval is het crabstreet en is de hele straat afgeladen met aquariumtanks vol met enorme krabben erin. De krabben zitten soms zo dicht op elkaar gepakt dat de bovenste bijna uit het aquarium kunnen kruipen. Een simpele snelle maaltijd vinden, blijkt dan ook niet makkelijk en dus gaan we maar gewoon in een restaurantje zitten waar het heel druk is. Onder het motto dan zal het wel goed zijn. Met behulp van vertaal apps en veel handen en voeten werk hebben we iets besteld, we highfiven nog even met de jongen van het restaurant, die ook zichtbaar blij is dat het gelukt is. Het zweet stond hem op het voorhoofd, haha. Een beetje boven ons budget, maar de grote kom soep met schelpdieren en de gegrilde vissen smaken inderdaad prima :-)

Seoraksan is het volgende National Park op de checklist en moet één van de mooiste NP’s in heel Korea zijn. En volgens het blaadjeskaartje van de Koreaanse knmi is het nu op en top herfst! We hebben er zin in! In de bus richting NP blijkt dat we ons af en toe wel iets beter moeten voorbereiden. Want we lezen de route nog eens door en zien nu pas dat de klim naar de top al 5 tot 7 uur duurt. Wij dachten eerder gelezen te hebben dat de klim naar de top én weer naar beneden 5-7 uur duurde... Aangezien het een heel groot NP is, zijn er gelukkig meerdere wandelroutes en besluiten we de volgende dag maar naar de hoogste top te klimmen en voor nu een iets kortere route te kiezen. We zijn zo flexibel. We beginnen weer met een tempel: Sinheung-sa, die een erg mooie bronzen zittende Boeddha heeft. De gekleurde blaadjes doen het inderdaad erg leuk en maken de tempels en Boeddha beelden nog mooier. Ook de Koreanen zijn zich daarvan bewust, want zelfs op deze doordeweekse dag is het redelijk afgeladen met Everest proof kleurrijke trekkingoutfits en lijkt het alsof de Koreanen de herfstgekleurde blaadjes proberen te overtreffen. Daarna lopen we naar Ulsan Bawi, wat weer even flink klimmen is. Maar onderweg kunnen we wel genieten van de mooie herfstkleuren, vooral de esdoorns worden echt super mooi, lees: knal rood. Ulsan bawi zelf blijkt een mooie granieten bergkam, die kaal uit het herfstbos opduikt. Terug beneden besluiten we nog even naar de watervallen Yukdam Pokpo en Biryong Pokpo te lopen. Die via een mooi dal te bereiken zijn... Tenminste de eerste, de tweede blijkt afgesloten voor onderhoud. Al lijkt onderhoud te bestaan uit het schieten van plaatjes met een grote drone met maar liefst 7 camera’s. Helaas kunnen wij de mooie plaatjes van de waterval op onze buik schrijven.

De volgende dag is het dan wel tijd om Daecheongbong, de hoogste piek van Seoraksan, te betreden. Wat inderdaad vrij letterlijk vrij veel trappen betekent, zo’n 1708 meter de hoogte in en 4 uur hard klimmen. Onderweg genieten we weer van mooie blaadjes, watervallen en kleine eekhoorntjes die druk bezig zijn met winter voorbereidingen en verrassend veel in hun kleine bolle wangetjes kunnen proppen. Op de top aangekomen eten we weer ons supermarkt picknickbakje (rijst met verschillende soorten vlees of vis, groenten en kimchi), iets wat we nog wel vaker zullen doen :-). We besluiten uiteindelijk om toch via dezelfde weg af te dalen en niet de langere weg aan de andere kant te nemen. Rogier vindt dit achteraf eigenlijk wel een beetje Laf Gedrag, dus voor ons betekent LG tegenwoordig niet meer Life’s Good, maar Laf Gedrag. LG blijkt trouwens, net als de meeste andere Aziatische merken, echt van alles te maken; ramen, tandpasta, deuren, douchegel, airco’s noem maar op. Zijn eveneens Koreaanse broertje Samsung lijkt het voornamelijk op elektronica te houden, al wisten we niet dat er ook Samsung auto’s zijn. Wat trouwens ook een typisch Koreaans dingetje is, is om schuimblokjes op je autodeuren te zetten zodat ze niet beschadigen. Maar de vrij blauw gekleurde vierkantje blokjes zien er naar ons idee nou niet echt heel dynamisch uit op je nieuwe audi...

Na twee dagen trekking slapen we weer eens lekker uit, om in de middag toch maar eens de DMZ (De-Militarized Zone) te bekijken, oftewel eens te spieken naar de Noord-Koreaanse bovenburen. Maar het is natuurlijk stom om te denken dat dat makkelijk zou zijn. We missen net de bus en de volgende bus pakken lijkt te krap te worden aangezien de DMZ alweer om half 4 sloot. Bovendien moet je niet denken dat je zomaar de DMZ in kan wandelen. Nee, we moesten dan ook nog een lift regelen met andere mensen omdat je alleen per auto de DMZ in mag. Uiteindelijk leek ons dat toch wat te veel gedoe. Dus besluiten we onze picknick lunch dan maar op het strand op te eten, waar het zonnetje lekker schijnt al is het zeker geen strandweer meer. Sokcho is wel een relaxt stadje: er is dus een strand, vis hangt hier te drogen tussen lantarenpalen, elk stukje braakliggend grond wordt gebruikt als moestuin (wat er heel schattig uitziet) en er is zelfs nog een handmatige ferry die met een soort van haken wordt voortgetrokken aan een kabel die in het water hangt. Als je als betalende ferry klant denkt dat je gewoon kunt genieten van 3 minuten uitzicht, dan heb je het trouwens goed mis. Haken worden uitgedeeld en dan moet je jezelf en de anderen naar de overkant trekken. En wat is er nou leuker dan een nietsvermoedende toerist zo’n haak in de handen te duwen? Rogier mocht dus ook helpen! Dus mouwen opgestroopt en zo begon Rogier nogal hard aan die haak te trekken. Dat ging weer eens iets te hard, wat bleek uit de verbaasde kreten van de vrouwen, zoals alleen Koreanen die kunnen uitkreten. Maar bij de mannen scoort Rogier ook nog eens een extra gratis thumbs-up of real-life-like whatever je het noemen wil.



Zuid Korea bevalt ons dus wel erg goed en met al deze mooie herfstkleurtjes hebben we nog heel veel NP’s op onze to-do lijst staan. Maar daarover meer in het volgende verhaaltje. Hopelijk volgt dat sneller dan dit verhaaltje en lukt het ons ooit om jullie iets meer actueel met ons mee te laten reizen... De route werken we wel steeds bij, dus als jullie nieuwsgierig zijn waar wij zijn, kunnen jullie daar zien waar we uithangen.

Voor nu een kus uit Japan en kom maar op jullie reacties!

De strandmode voor 2016...?!

Na de exitstempel voor Mongolië stappen weer bij de eerste taxichauffeur in de jeep, waarom deze grote wisseltruc en met zoveel haast nu precies nodig was, is ons niet geheel duidelijk, maar ach. Een klein stukje rijden en weer haastten we ons de auto uit om snel in de rij aan te sluiten voor de Chinese douane. Inmiddels waren onze tassen uit de transporthoes en konden we met de tas op de rug zowaar een sprintje trekken. Even later waren onze visa weer goed gekeurd en waren we terug in China. De taxi zette ons helaas niet meer keurig voor de deur van het busstation af, maar ergens midden in een winkelstraat en was het als vanouds zoeken naar het busstation. Daar kochten we een kaartje voor de nachtbus naar Beijing. We merkten gelijk dat we terug waren in China. Er kwam namelijk een mevrouw op ons afgesneld die ons maant te blijven staan. We kijken elkaar even vragend aan en dan is daar het antwoord. Ze haalt een camera uit de tas, duwt die een andere vrouw in de handen en we moeten met haar op de foto. Als we toch voor elke foto een euro hadden gekregen... De eerste weken was dat namelijk ook aan de orde van de dag. We dachten eigenlijk dat ze in China wel gewend waren aan buitenlanders, maar blijkbaar zijn wij nog steeds heel spannend en bijzonder. Dat doet ons denken aan die keer dat we in de Qifu tempel waren en er een jonge vader en moeder met hun babytje daar liepen. Het leek de papa wel een goed idee om Elske zijn kindje in de handen te duwen en vervolgens een foto van ons met hun kindje te maken. Hij kwam op ons afgesneld met uitstrekte armen met het babytje erin. Maar het babytje zette een keel op joh... Die had duidelijk nog geen blanke gezien en vond dat toch maar heel erg eng en moest niets van een foto weten. En de rest van de middag wisten we tijdens het wandelen door de tempel precies wanneer we weer in de buurt van die mensen kwamen, want dan zette het babytje het buitenlander alarm weer aan...

Voor we de nachtbus in stapten, konden we nog net een hapje eten. En wat smaakte dat Chinese eten goed! Misschien ook omdat we ontbijt en lunch hadden overgeslagen, maar toch. De bus bleek een echte ‘sleeperbus’ te zijn, met bedjes! Eerder dan verwacht komen we rond 1 uur ‘s nachts al in Beijing aan, maar van de chauffeur mogen we met z’n allen in de bus verder slapen. Mooi, dat scheelt weer een hotelovernachting. We verkassen nog even naar een beter bedje en dan tukken we verder tot een uurtje of 7, de bus is dan al helemaal leeg op 2 andere toeristen na. Als we de straat opstappen bij het busstation is het dan ook al een drukste van jewelste en zijn we echt in een ander wereldje dan we ruim een dag daarvoor nog waren. Ons hotel bleek in een goed eetstraatje te zitten. We hadden na de nachtbus inmiddels reuze trek en bestelden twee porties dumplings en nog een roerbakgerecht met rijst. De schalen dumplings waren zo groot dat we het bijna niet op kregen. En toen kwam de rekening... Wat?! Bleken de dumplings standaard per 3 porties te worden geleverd! Dat verklaarde wel de hoeveelheid. En helaas ook de rekening, die kwam dus ook in drievoud. En er was weer straatbbq! We hebben de smaakpupillen dus maar weer eens even goed gereanimeerd na Mongolië. Jummie! In China hebben veel restaurantjes trouwens een ‘smiley’ op de muur of deur staan waaraan je kan zien hoe blij de Chinese smaakpolitie is met dit restaurantje. Bij de meeste restaurantjes waar wij aten was die nou niet echt euforisch :-) Rob van de smaakpolitie zou wel zeggen: man man man!

Beijing was een korte tussenstop voor we naar Qingdao reisden. Wel hebben we nog even het Temple of Heaven Park bezocht. Maar aangezien we alleen toegang voor het park hadden, mistten we alle echte bezienswaardigheden. Beetje jammer, aangezien die er van de buitenkant toch wel bewonderenswaardig uitzagen... Vanuit Beijing pakten we de trein naar Qingdao, relaxter en een stuk sneller dan de bus. In Qingdao staat dé originele bierbrouwerij van Tsingtao en je kan daar een bezoekje aan brengen. Bierliefhebber Rogier laat zich dat natuurlijk geen twee keer zeggen. Of eigenlijk wel, want in onze eerste weken in China hebben we Qingdao door wat slechter weer overgeslagen. Maar daar zijn we dan, in de bierbrouwerij. Beiden eigenlijk wel met een glimlach. Rogier omdat de toegangskaartjes recht geven op vier gratis biertjes en Elske omdat de geur herinneringen aan de stage bij Grolsch oproept. De brouwerij zit aan de ‘Beer street’ waar je overal, de naam zegt het al, bier kan kopen. Tijd dus om eens het Tsingtao stout bier te proeven wat verder bijna nergens te krijgen is. Zo blij als een kind die Rogier met z’n plastic zakje bier... met rietje! Want zo drink je bier in Qingdao beer street en niet anders :D Onderweg terug naar het hotel nog een detour langs een parkje, waar de uitgang ons een iets andere richting in stuurt dan gedacht, maar uiteindelijk komen we weer op bekend terrein. De volgende dag is het eindelijk tijd voor het strand. Heerlijk even niets en genieten van de zon. Op het strand zijn voornamelijk mannen van middelbare leeftijd te vinden. Vrij actief moeten we zeggen. Volleyballen, fitnessen, opdrukken, baantjes zwemmen (er hangen ook echt van die lijnen in het water), hardlopen etc. Verder wordt er onder het toeziend oog van de politie, als die tenminste niet in de strandstoelen een tukkie doen, een spelletje Chinese chess gespeeld. We hadden een rustig plekje uitgezocht om lekker een dagje te chillen, maar dat was van korte duur. Binnen een uur had onze buurman, die nogal remy leek, ineens wel 9 vriendjes die gezellig bij hem waren komen zitten. Lees: boven op Rogiers voeten... En het volume was weer lekker Chinees ;-) En even later werd dus het spelletje Chinese chess aan de andere kant naast ons gespeeld, waar ook nog de nodige toeschouwers op af kwamen. Hoezo een rustig dagje strand??! Vrouwen zijn er trouwens bijna niet. Behalve een clubje vrouwen met zware brandwonden die geheel bedekt in een wetsuit met masker toch de zee in duiken. Respect! Ééntje durft er zelfs haar masker af te zetten... Ho eens even, die heeft nog wel een heel erg gaaf huidje... Blijkbaar denkt de Chinese vrouw in Qingdao dat je door de zon zware 3e graads brandwonden krijgt. Nu is voorkomen beter dan genezen... maar dit is echt gewoon freaky. Hopelijk komt deze badmode niet naar Nederland overwaaien in 2016.

Ons laatste dagje China zijn we als vanouds nog maar even een berg opklommen: Laoshan. De bus zet ons af bij een mega grote ticketoffice. En dan weet je het wel... Betalen! De prijs was inmiddels verdubbeld en nadat we een kaartje hadden gekocht, moesten we eerst nog met een bus vol toeristen verder gereden worden voor we aan de wandeling konden beginnen. We waren al aan de late kant en waren blij dat de bus snel vertrok. Na 15 minuten rijden zag Rogier net op tijd het begin van het pad en kon de chauffeur vragen ons er uit te laten. De rest van de bus ging blijkbaar richting kabelbaan. Als je van je privacy houdt, kom je trouwens het park niet binnen... Dus hebben we braaf onze vingerafdruk afgestaan... bizar. Wel zijn we een beetje hardleers, want inmiddels weten we heus wel dat alle bergen in China geplaveid zijn met een ‘mooie’ hele stabiele trap van beton. En toch hadden wij die veel te warme wandelschoenen weer braaf aangetrokken. Wat zijn we toch brave burgers aan het worden. De trap naar de top ging best snel en voor we het wisten waren we al bij de tempel op het hoogste punt. Na daar even rondgekeken te hebben en onze picknicklunch te hebben opgesmikkeld, bleek dat inmiddels alle verkoopkraampjes langs de trap het voor gezien hadden gehouden. Echt alles zat dicht en er was geen toerist meer te bekennen. Het was nog geen 16 uur... Aha, die Chinese mevrouw uit de luidspreker net was vast aan het vertellen dat het park dicht ging... Nou ja, wij nog maar snel op zoek naar de volgende tempel. Die zou verder naar beneden zitten, maar waarschijnlijk hadden we niet het goede paadje. Het werd steeds dichter begroeid en de trap was behoorlijk verzakt tot hij ophield en het overging in een theeplantage. Wel leuk zo’n avontuurlijk paadje en nu toch best handig die wandelschoenen ;-) Eenmaal op de weg uitgekomen is het een aardig stukje lopen voor we ongeveer zijn waar we uit hadden moeten komen. Daar krijgen we wel ernstig het vermoeden dat we toch wel aan de erg late kant zijn en bij navraag blijkt inderdaad dat er geen bus maar gaat... We moeten dus lopen naar de ticketoffice om daar de stadsbus naar Qingdao weer te pakken. We komen nog een bordje tegen voor de tempel met 350 meter hier naar beneden, nou we hebben een flink stukje gelopen, maar geen tempel gevonden. Weer terug op de weg lopen we inmiddels behoorlijk door en het zweet staat ons op de rug. Het gevoel bekruipt ons dat het wel eens spannend kon worden of we de stadsbus nog gaan halen. Gelukkig komen we op enig moment een auto tegen die ons vraagt of we mee willen rijden. Pfew! Dat scheelt toch weer ruim 10 kilometer snelwandelen en dan alsnog de stadsbus missen. Eenmaal terug in Qingdao willen we de laatste avond lekker vis gaan eten. Het straatje achter ons hotel is één en al visrestaurant, maar doordat we zo laat zijn is de grootste drukte en gezelligheid al voorbij. We bestellen gegrilde octopus, zee-egel, iets spannends met krab en een gegrilde (geen idee welk soort) vis. Helaas valt het een beetje tegen. De krab en zee-egel komen uit de magnetron en de gegrilde vis is niet helemaal vers. De krab is ook geen krab, maar blijkbaar is het iets van brood dat heel kunstig op krabpoten is gezet, geen krabvlees meer te bekennen...

En dan is het alweer tijd om China te verlaten. Hoewel we weer een 30 dagen visum hadden, kiezen we er toch voor zo snel mogelijk richting Zuid Korea te gaan nu het weer daar nog goed is. En ‘s middags stappen we dus op de boot om de oversteek te maken. Kaartjes hadden we al gereserveerd en met een goed gevulde picknicktas zijn we netjes op tijd, het bijna missen van de trein in Mongolië zat nog vers in het geheugen, bij de vertrekhal. Voor we de boot opgaan, gaan we eerst langs de douane en daar krijgen we opnieuw een exitstempel voor China in ons paspoort. De oversteek duurt zo’n 17 uur en officieel zijn we eigenlijk nergens.

Maar op de boot wanen we ons toch nog wel in China. Op de boot zoeken we onze bedjes en vragen we ons af waar die stangen aan het plafond voor zijn. Voor fitnessoefeningen als jezelf optrekken leken ze eigenlijk niet sterk genoeg. Al snel kregen we het antwoord. Ze zijn voor het drogen van je kleding die je thuis nog snel even gewassen hebt. Vrij snel hingen alle rekken vol met kleding en werden tassen vol eten tevoorschijn getoverd. Ook blijken er geheime luiken waar mensen van alles en nog wat hebben verstopt, zoals flessen olie, drank en zelfs vijzels, die doen dit tripje blijkbaar vaker. Buiten zaten de mensen lekker spelletjes te spelen, zoals je dat ook overal op straat ziet. Hartstikke gezellig, maar wij hadden een bioscoop gespot! Zouden we dan toch nog een kungfu film te zien krijgen voor China verlaten? 15 minuten voor aanvang zaten wij er klaar voor, zou ons niet gebeuren dat er geen plaats meer was voor ons, maar er gebeurde niets en er waren ook geen andere mensen. Toen zijn we maar even bij de balie gaan vragen. Ze begrepen er niets van, dat uitgerekend wij, twee blanke toeristen die geen Chinees en Koreaans spreken, perse de film wilden zien. Maar klant is koning en de projector werd aangezet! Helaas wordt de kungfu film met Sammo Hung na ruim 5 minuten stopgezet en begint er een film. We blijven braaf zitten ook al hapert ie wel heel erg erg. We hebben ons in ieder geval weer 1,5 uur vermaakt.

Terug bij ons bedje is het net te vroeg om te gaan slapen en typen we maar wat verhaaltjes voor jullie. En halen we nog wat herinneringen op aan de eerste weken China. Hadden we jullie al verteld dat we toen we de eerste keer de trein namen we niet doorhadden dat je een half uur van te voren moest boarden? We dachten dat we nog wel even rustig wat konden eten en hadden een mooie grote kom noedelsoep met kippenpoten besteld. Aangezien we wel een beetje haast hadden, zette Elske gelijk haar tanden in de kippenpoot. Op dat moment zag de bediening dat er blijkbaar iets niet klopte aan de bestelling en griste de kippenpoot uit Elskes mond en de bakken soep onder onze neus weg. We keken elkaar wat verwarrend aan en dachten gelijk dat we iemands anders eten zaten te eten! Nog geen minuut later komen de bakken soep terug, met een ander soort kippenpoot erin. Gelukkig ook die waar al een flinke hap uit was... Na nog een paar hapjes te hebben gegeten, horen we tot onze schrik dat onze trein werd omgeroepen en dat iedereen naar het perron moest komen. Gelukkig kun je in China alles in bakjes of zakjes mee naar huis nemen. Rogier heeft nog flink door geslurpt en gehapt, maar Elske heeft de soep in een doggiebag mee de trein in genomen. De stations zijn echt mega groot. Voordat je een station binnenkomt zijn er de nodige security checks waarbij de wachtrij door beveiligingsambten in goede banen wordt geleid en al je bagage wordt gescreend op gevaarlijke stoffen, messen etc. (bij alle openbaar vervoer doen ze dit trouwens). En zomaar wachten op de perrons is er niet echt bij. Er zijn kolossale wachtruimtes en ongeveer een half uur voordat de trein dus vertrekt, wordt je kaartje gecontroleerd en mag je naar het perron toe. Daar staat op de grond aangeven welke wagon waar stopt en ontstaan er keurige rijen per wagon tot de trein er is. Super straks geregeld allemaal.

En verbranden doen ze in China blijkbaar niet. Kan ook bijna niet als je kijkt hoe ze zich tegen de zon beschermen ;-) Als ze niet met maskers op een strand lopen, lopen ze vaak onder een paraplu tegen de zon. Wij niet... En zonnecrème werkt ook niet altijd even goed. In Qikou had Elske haar armen lekker rood gekregen en ‘s avonds een ‘t shirt met kortere mouw aangetrokken, waardoor je het lekker goed kon zien... Een mevrouw in een winkeltje was helemaal verbaasd toen we duidelijk hadden gemaakt dat het van de zon kwam. Ze trok Elske bijna mee de winkel uit om het aan de buren, die gezellig buiten op de stoep met elkaar zaten te kletsen, te laten zien...

Na een tijdje typen, is het nu tijd om te gaan slapen. Helaas zijn ook deze bedjes wat aan de harde kant. Maar verder heel prima, met een gordijntje om je lekker voor de andere mensen te verstoppen en een eigen bedlampje etc.

De volgende ochtend als we wakker worden, zien we al wat kleine eilandjes opdoemen; we komen in de buurt... Nog een bakje oploskoffie (je went er aan?) en wat van dat lekkere brood dat we in Qingdao vonden en dan meren we alweer aan. Langzaam verzameld iedereen zich bij de uitgang tot we daar door een bootmeneer worden weggestuurd. Blijkbaar mag je daar niet op de grond zitten ofzo... dan worden andere mensen van een bank gestuurd en wordt er gemaand dat we daarop moeten gaan zitten... uh okay sorry mensen... aan de andere kant; voorkeursbehandelingen, we kunnen er best aan wennen :-p En helemaal niet vervelend als we daardoor als eerste van de boot kunnen en vooraan in de rij voor de douane kunnen staan. Dat gaat dan ook behoorlijk vlot en voor we het weten hebben we een nieuw stempel in ons paspoort. Jeuh!! Zuid Korea!! Als Taekwondo liefhebbers is Zuid Korea natuurlijk extra speciaal en hebben we er echt naar uitgekeken!!

P.S. Meer foto’s vind je rechts: navigatie -> foto’s -> China 2015 - part II

Off-road met opa...

‘Ik ben gerobbed!!’ In de drukte bij de laadruimte van de bus is het iemand gewoon gelukt om Rogiers zak open te ritsen en er zijn portemonnee uit te halen... Gelijk al wel door wie dat geweest moest zijn, maar die deed natuurlijk alsof zijn neus bloedde. Als we zijn partner in crime proberen te spotten, zien we meneer stiekem weglopen zonder een tas te pakken uit de laadruimte. Prima moment om hem eens even aan de tand te voelen waarom hij ineens geen tas meer nodig heeft. We stuiven er op af en roepen dat hij onze portemonnee terug moet geven. Hij ontkent in alle toonaarden en probeert weg te lopen. We maken wel even duidelijk dat meneer nergens naar toe gaat zonder dat wij onze portemonnee terug hebben. Na een tijdje, wat waarschijnlijk maar een paar minuten is geweest, komt zijn partner in crime onze portemonnee teruggeven en wijst ‘iemand’ aan als degene die hem gepakt zou hebben... Ja ja... Ze hadden wel even snel het geld geteld, aangezien dat nu precies andersom in de portemonnee zat. Maar alleen kleingeld voor een taxirit was waarschijnlijk het risico op politie niet waard. Eind goed al goed en we stappen in een taxi. Nog wel wat argwanend, want onze tassen houden wel allemaal bij ons en we zitten dus lekker knus met 2 grote, 2 kleine tassen en ons 2-tjes op de achterbank.

Weer terug in Ulaanbaatar, wat wij inmiddels ook UB noemen, in ons vertrouwde guesthouse. Vanuit hier regelen we een tour door de Gobi woestijn. Met het openbaar vervoer kun je daar niet komen, dus ja dan moet je wat. En omdat we nog wat dagen over hebben, plakken we aan het standaard programma nog een paar dagen door Centraal Mongolië. Een echte toeristen tour trekt ons niet, dus huren we heel decadent een betere auto met chauffeur... Voor dat we op pad gaan, hebben we nog tijd voor wat sightseeing in UB, echt waar?!? Ja! We hoeven dit keer eens niet naar de ambassade. Oh nee, toch wel. Twee keer zelfs! Die sufferds hadden Rogiers paspoortnummer verkeerd op het visum gezet. Aangezien we het risico niet durfden te nemen, bij de grens teruggestuurd worden zou toch wel heel onhandig zijn, hebben we het gezegd en moesten we ‘s middags terugkomen om de paspoorten met dit keer correcte visa op te halen. Maar tussendoor hadden we nog tijd om het grootste tempelcompex in Mongolië te bekijken. Wat vooral redelijk groot was... We waren er dan ook snel door heen en hadden zomaar tijd over om het dinosauriër museum te bekijken! In de Gobi woestijn zijn een groot aantal dinosaurus skeletten en nesten gevonden, waaronder van de bartosaurus bataar, het neefje van de tyrannosaurus rex. In het museum is er een bijna volledig skelet van te zien! Terug wandelend naar ons guesthouse valt nog eens op dat er héél veel Koreaans restaurants in UB zijn. Er is zelfs een Seoul Street. Klaarblijkelijk werken er vrij veel Mongolen in Korea en die brengen een klein stukje Korea mee terug. Een goed stukje denken wij persoonlijk, het Mongoolse eten is maar een flauwe bedoeling! Of is het nog van vroeger? Lang geleden behoorde Korea namelijk tot het Mongoolse rijk, dat ooit reikte tot aan India en Indonesië!! Hebben die krijgers toch knap gedaan op die kleine paardjes!

En dan begint ons 10 daagse autoavontuur. Onze chauffeur blijkt een nogal oude man te zijn. We waren al wel gewaarschuwd dat het een voorzichtige chauffeurs was... Dat geloven we nu direct! Zodra we de straat uit zijn, stoppen we bij een tankstation en daar beginnen de Mongoolse tugriks hard te rollen. Benzine is niet heel goedkoop en de auto vooral niet erg zuinig... Erger nog is dat de auto onwijs naar benzine ruikt. Stinkt! En dat is niet heel prettig als je zo’n 7 à 8 uur per dag moet rijden. De eerste dag waren we er allebei naar van en toen we bij de ger aankwamen, zijn we eerst maar even gaan liggen voor we weer op onze pootjes konden staan. Voordat we bij de kampeerplek waren, hebben we nog een bezoekje gebracht aan Baga Gazryn Chulu. Hier duikt een mooie graniet formatie op uit het verder vrij kale woestijn grasland. Mooi voor een korte wandeling en natuurlijk klimmen we een beetje voor een mooi uitzicht over de Mongoolse vlakte. Uiteraard zijn van de losse stenen de nodige stoepaatjes gebouwd. We slapen bij een ger-camp met 4 lonely gers midden in de woestijn. Na te hebben gegeten en weer wat frisse lucht opgezogen te hebben, maken we nog even een avondwandelingetje door de granieten rotsen. Nice, zo’n achtertuin! Ook grappig is dat we in één dag de rendieren en yaks voor kamelen hebben omgeruild.

De tweede dag zijn we om de beurt maar voorin gaan zitten, maar ook daar was de benzine lucht vreselijk. Bij de lunch break was Elske hondsberoerd, het zweet brak haar uit en hoefde ze bijna niet te eten. En dat klopt dus niet... Maar iedere keer als wij de chauffeur, AKA opa, vroegen of hij niet iets aan de lucht kon doen, zei hij iets dat leek op dat hij het ging schoonmaken en ‘good good’. Nou good good, my ass. Het bleef vreselijk stinken. Opa poetst wel 3x per dag het stof binnen & buiten van de auto, maar de lekkende jerrycan achterin eens schoonmaken ho maar. Beetje jammer, want zo was het toch iets minder genieten van het mooie landschap waar we door reden. En foto’s maken vanuit een auto blijkt toch ook nog wel een kunst. Onze hoofdsight voor die dag is Yolyn Am, de ijskloof waar nog tot diep in de zomer ijs ligt aangezien er zo weinig zonlicht de nauwe kloof binnenkomt. Helaas zitten wij iets te diep in de zomer en is er geen ijs meer te bekennen. Maar verder is het een mooie wandeling door de nauwe kloof, waar het beste wandelpad zich wel altijd net aan de andere kant van het stroompje, dat door de kloof loopt, bevindt. We springen dus lekker van de ene naar de andere kant en weer terug. In de kloof zien we constant Pika’s wegduiken die druk gras aan het verzamelen zijn voor de winter. Ze lijken een beetje op hamsters, maar blijken familie te zijn van de konijnen. Zouden deze beestjes ooit model gestaan hebben voor Pikachu? Wat een brandende vraag weer?!

Na de kloof met zonder ijs is het tijd voor wat echt woestijn landschap. Zandduinen! Of te wel op weg naar Khongoryn Els. Onderweg maken wij wat foto’s met een kudde kamelen terwijl opa de auto afstoft, waarna we langzaam verder rijden en langzaam ook de duinen zien groeien tot flinke heuvels. Rogier had in zijn leesboekje ‘Sahara’ net gelezen dat je zandduinen moest vermijden als killertuinkabouters... Tijd om eens uitvinden of dat echt waar is. Op naar de top! Ja, het is écht waar!!! Poeh hé, wat is dat zwaar lopen!! Bij elke stap kom je zo ongeveer lager uit dan je begonnen was. Uiteindelijk bereiken we al na een uur de top, maar heb je de energie verbruikt voor 3! Maar, dan heb je wel een mooi uitzicht! Naar beneden glijden gaat gelukkig wel lekker snel! Beneden bij de zandduinen is het trouwens verrassend groen en zien we zelfs kikkers hupsen. Beter dan dit ga je het contrasttechnisch niet krijgen. In onze ger staat deze avond een heus tweepersoonsbed! En worden we met het avondeten aangenaam verrast met vers gebakken khuushuur. Lekker hoor, na twee dagen vier keer muttonsoup te hebben moeten eten!

Even flink steggelen met opa, maar dan zijn we de volgende ochtend toch echt op weg naar de Khavtsgait Petroglyphs. Dat was wel nadat we duidelijk hadden gemaakt dat we het deze ene keer niet over de ‘petrol’ lucht hadden, die nog steeds zijn best deed om ons reiscomfort te verpesten. Opa was in eerste instantie ook echt niet van plan om naar de Petroglyphs te rijden, maar toen dat toch op ons reisprogramma stond, moest hij wel... Opa moest wel flink de weg zoeken en vroeg nog maar een keertje of we wel ‘echt’ naar de Petroglyps wilden?? Ja, we willen er echt naar toe! Vanuit een mooi vlak landschap doemen de heuvels op waar de Petroglyphs moeten zijn. Eenmaal de heuvel opgeklommen is het wel even zoeken, want we hebben geen idee hoe ze eruit zien. Maar dan hebben we de eerste gevonden. In de zwartgeblakerde stenen hebben mensen zo’n 4000 tot 8000 jaar geleden afbeeldingen van mensen, paarden, rendieren etc. gekerfd. En na nog een tijdje speuren, hebben we ze allemaal gevonden. Hadden we de grootste afgedaan als nep, met een soort van ruimteschip, bleek die volgens de LP toch echt echt te zijn en het ruimteschip een primitieve ger... Maar laat de makers van ‘ancient aliens’ dat niet horen... Hierna staat Bayanzag op het programma, oftewel de ‘flaming cliffs’. De plek waar ook al die dinosauriërs zijn opgegraven. Schitterende rooie aarden kliffen, waar we een mooie wandeling gemaakt hebben. Dino’s zijn we helaas niet tegengekomen... En Rogier heeft nog wel zo hard gezocht en bijna letterlijk elke steen omgedraaid op zoek naar een fossiel... Op de laatste kilometer naar de kamperplek pakken we nog net even een oude voorvork van een brommer mee... Resultaat: lekke band. Opa is in ieder geval goed voorbereid en de reserveband zit er zo op. Op naar ons gercamp, waar we wederom de oh zo heerlijke muttonsoup voorgeschoteld krijgen... Zucht. Wel eten we dit keer in de ger van de familie wat wel altijd leuk is! De volgende ochtend eten we daar ook ons ontbijt. Dachten we dat het niet erger kon... We krijgen een schaaltje suutei tsai, wat op zich erg fijn is. Maar vervolgens duikt de grote pan van gisteravond weer op! We mogen de restjes van gister in onze thee doen... Nu waren we inmiddels een beetje gewend aan dumplings in de melkthee in plaats van in de soep, maar noedels met geitenvlees...

We rijden vandaag langzaam de Gobi uit en zien het landschap langzaam veranderen van vooral zand met hier en daar een stugge grasspriet, naar stugge struikjes en langzaam steeds minder zand. De rotsen maken plaats voor vlakker land dat steeds groener wordt. Eerst met graspluimen, zoals we die in de duinen zien, tot uiteindelijk gras zoals we dat ook in Nederland kennen. De kamelen verdwijnen uit het toneel om plaats te maken voor de ons allen wel bekende koe (saai!), hele grote kuddes geiten en schaapjes, af en toe een yak en heel veel paarden (een kudde telt al snel zo’n 50 paarden). In Mongolië staan ook nergens hekjes dus de kuddes grazen en grazen, dan eens hier, dan eens daar. De Mongolen zullen het wel weten, maar het lijkt ons een flinke klus om de beestjes ‘s avonds terug te vinden. We hebben ons trouwens laten vertellen dat de paarden vooral worden gefokt om uiteindelijk aan de Russen te verkopen, die ze eens in de zoveel tijd komen halen om vervolgens in Rusland naar de slachtbank te brengen... Het hoofdprogramma die dag is Ongiin Khiid, althans wat daar van over is gebleven. De communisten hebben namelijk in 1937 zo ongeveer alle tempels plat geslagen. Erg zonde, al vinden we ruïnes ook best wat hebben. Het landschap is trouwens weer erg mooi en er is een riviertje waar we even konden badderen. Bovendien lijkt het restaurant van ons gercamp (we eten die avond muttonsoup, maar redelijk op smaak en met aardappel en wortel en zelfs ‘ping’, mongools brood. Wat een feestmaal!) op een kasteel. Wat wil je nog meer? Misschien een wc wat dichterbij. Het is net of ze er een sport van maken de wc zo ver mogelijk weg uit te graven. Overdag met mooi weer niet zo erg, maar ‘s nachts of in de regen is het echt niet handig kunnen we jullie vertellen! Aangezien we hier bij een riviertje zaten, hadden ze hier wel weer een keer een wasbakje. Ook iets wat je mist en waar je dus weer blij van kan worden als het er een keer wel is! Al worden we ook steeds handiger, of makkelijker, en kun je met een flinke slok water die je vervolgens langzaam weer uitspuugt ook prima je handen wassen :D Met een rivier in de buurt kan opa ook de auto eens goed wassen, yes yes good good, zodat we de 2e helft misschien zonder benzine snuiven kunnen overbruggen...? No no bad bad...blijkt het resultaat. De auto is wel weer lekker afgestoft, dat dan weer wel.

Om in de sfeer van platgeslagen tempels te blijven, reizen we de volgende dag door de schitterende natuur af naar Kharkhorin, ooit de hoofdstad van Mongolië. Hier hebben de communisten gelukkig ook een paar tempels over geslagen. Deze zijn zeer zeker het bekijken waard en zijn ook zeker de mooiste tempels die we in Mongolië gezien hebben. Van de stenen van de platgeslagen tempels is een enorme muur gebouwd om de tempels heen die het overleefd hebben. En om die er ooit gestaan hebben denken we, want er is nogal wat lege ruimte. Na lekker rondgestruind te hebben en weer de nodige foto’s gemaakt te hebben is het tijd om naar het ger camp te rijden. En elke avond is het weer spannend wat er op het menu staat. Is het wéér muttonsoup en vooral geen smaak..? Ja, helaas ook vanavond... En zijn we inmiddels toch echt op het punt beland dat we onze noodvoorraad van broodkoekjes ook aanbreken. Inmiddels is het ook flink gaan waaien, regenen en onweren en is de lucht hels zwart. De witte ger steekt wel leuk af zo ;-) ‘t Is alleen wel de vraag of het in de ger overal droog blijft. Na tactisch 2 van de 5 bedden gekozen te hebben is het tijd voor ons schoonheidsslaapje.

En dan kruipen we de stink auto weer in en maken we onderweg een kleine detour. Het asfalt af, het grasland in, de bergen over, richting de Tsenkher Hot Springs. Hier keken we erg naar uit, want inmiddels hadden we ook 7 dagen niet meer gedoucht (gelukkig hadden we nu wel deo! Op een van de eerdere tripjes hadden we én dagen geen douche én was de deo op... Een product dat ze hier in Mongolië niet kennen (behalve in 1 winkel in UB!)). Eerst namen we een kijkje bij de plek waar het loei hete water de berg uit sijpelt. Waar uiteraard een mooie ovoo staat. Het water is alleen veel te heet om überhaupt maar pootje te baden. Dus wij snel terug naar de auto om opa te vragen waar we een heerlijk warm badje konden nemen. Toen we opa vroegen waar dat kon, keek hij nog zuurder dan hij al deed: ‘no time’. Ja, hallo!, waarom rijden we dan deze hele detour? Uiteindelijk vraagt hij iemand bij een gercamp waar we kunnen badderen. We komen uit bij een luxe resort, met een half vol, half lauw, vol duur, buitenbad met hotspring water. Niet ons idee van een hotspring, dus hebben we daar maar voor bedankt. Al waren we teleurgesteld als twee kleine kinderen... We hadden ons, gezien onze vorige ervaring met de hotsprings na 3 dagen niet douchen, er best heel erg op verheugd...!! We rijden verder naar Terkhiin Tsagaan Nuur. Een mooie route langs grasland vol grazende kuddes, mooie stroompjes, grasbergen op de achtergrond en aan de andere kant van de weg mooie rotsbergen. Uiteindelijk parkeert opa de auto bij een schitterend meer met een vulkaan! Nice! Tot onze vreugde eten we deze avond ook een keer geen soep. Ook niet echt een idee wat het wel was, maar gewoon een ander smaakje, oftewel een smaakje, was al erg fijn.

Tijd voor een dagje benenwagen, voordeel is zeker dat je dan geen last hebt van benzinelucht. Na een mistige ochtend klaart de lucht op en verschijnt de blauwe lucht. Prima wandelweer! Uit het meer steken allemaal mooie lava formaties die we eerst eens wat beter gaan bekijken. Als we dichterbij komen is het net wat anders dan we dachten. Oké, ze zijn van lava maar dan wel door mensen gemaakt van op elkaar gestapelde blokken lavasteen. Hier en daar opgeleukt met een blauwe sjaal. Maar ze zien er erg mooi uit en hebben we, na eerst wat restauratiewerkzaamheden hier en daar, er zelf ook maar wat bijgebouwd. Daarna klimmen we een heuvel over voor een mooi uitzicht op het meer en de vulkaan. Om vervolgens weer hard naar beneden te lopen richting de vulkaan. Was het niet veel sneller om via de pas tussen de heuvels door te lopen? Ja, maar where’s the fun in that... :-) Voor we bij de vulkaan zijn, moeten we eerst de lavavelden oversteken, die inmiddels gelukkig gestold zijn, maar waar de vloeiende bewegingen van de lava nog mooi zichtbaar zijn in het gestolde gesteente. Het zijn wel iets meer lavavelden dan we steeds dachten, maar na een tijd klauteren over de lava rotsen en tussen de kloven, bereiken we uiteindelijk de vulkaan. Na een picknick op de kraterrand wandelen we nog even een rondje op de kraterrand voor wat mooie, nattige..., views rondom de vulkaan. Eenmaal terug bij de ger schijnt het zonnetje weer en zetten we nog even de stoeltjes buiten om een boekje te lezen en tussendoor even op te kijken voor het mooie uitzicht.

Dag 9 last opa een verplichtte stop in bij Ogii Nuur. Opa vond het namelijk veel te ver rijden, in één keer terug naar UB. Bij Ogii Nuur verzamelen zich talrijke mooie vogels, zo geweldig dat de serotonine levels van vogelaars zouden stijgen tot hoogte Everest. In april... In september is er geen vogel te bekennen!! En het meer zelf is ook niet echt (echt niet) je van het. Bovendien regent het! Ons gercamp mevrouwtje, die super chagrijnig is, vraagt ook nog eens een te hoge prijs en schotelt eten (Nooooo!! niet weer de muttonsoup!!) voor waarvan de prijs smaak verhouding ook nog eens zwaar uit verhouding is... Not great success! In de ger stonden wel heel komisch twee mega grote fauteuils, bijna een soort troon. Maar het echte ‘koning-te-rijk' gevoel was ver te zoeken.

Vreugdedansje!! Dit is de dag!! De dag dat we verlost worden van de benzine lucht! Dat de chagrijnige gercamp mevrouw geen ontbijt wil maken, maakt zelfs niet uit. We eten met een blije glimlach, opa trouwens zeker niet, onze instant noedelsoep en dan stappen we weer in de auto. We rijden niet in één streep richting UB, maar maken een tussenstop bij Khustain National Park. Home van de met uitsterven bedreigde Takhi (Przewalski) paarden. Net als op de safaritocht in Kenia wordt even tussen de chauffeurs doorgeseind waar de paarden zich bevinden, waarna we op een punt stoppen waar we niets anders zien dan heuvels met gras... Of toch niet? Het kost nogal wat turen om in de verre verte ergens boven op een heuvel een paar stipjes te zien bewegen. Met de 30x zoom van onze camera kunnen we net zien dat die Takke uh... Takhi paarden helemaal boven op de heuvel staan. Kansloos gaan twee andere mensen die richting op. Uiteindelijk gaat Rogier ook maar even kijken en sprint weg. Wat blijkt? De brave paardjes zijn mooi de heuvel afgelopen en je kunt redelijk dichtbij komen voor een paar fotootjes. Ondertussen stoft opa de auto nog maar eens keertje af. We verdenken opa er stiekem van dat hij ‘s nachts met een plumeau zelfs onder de motorkap alles afstoft ;-) Verder zien we nog een hert en een marmot en kunnen we voldaan terug naar UB. Als we bij het park wegrijden vinden we nog even uit dat wegrennen voor honden ook kansloos is. Veel honden maken er een sport van om, onder heel luid (angstaanjagend) geblaf, achter auto’s aan te rennen die relatief dicht langs een ger camp rijden. Deze hield de 50 km per uur veel te lang vol... Onderweg vragen we opa of hij in UB nog even langs het busstation kan rijden, zodat wij alvast buskaartjes kunnen halen voor de volgende dag, waarop hij bevestigend antwoord. Eenmaal in UB rijdt hij echter direct naar ons guesthouse... Als we de vraag nogmaals herhalen, worden we gewoon keihard genegeerd... ass! Gelukkig is Bataar van ons guesthouse een super relaxte gast en stelt voor ons zelf de volgende dag naar het busstation te brengen, superfijn! Inmiddels waren we niet meer van plan om opa de volle mep te betalen en als Elske een 20% korting voorstelt, doet Bataar daar helemaal niet moeilijk over en kunnen we zo maar 100$ in onze zak houden. Hadden we al gezegd dat Bataar in het Mongools ‘held’ betekent?!!! :D

Om te vieren dat we uit de auto waren en weer frisse lucht konden ademen, hebben we ons getrakteerd op Indiaas eten. Indiaas eten is ons lievelingseten en het Mongoolse eten zeker niet! Er zijn best dingen die lekker klaar gemaakt kunnen worden, maar dat wordt meestal niet gedaan. Meestal worden er geen kruiden toegevoegd en smaakt alles naar niets. Tijdens de autotour kregen we dus dag in dag uit de muttonsoup, noedelsoep met geitenvlees, en dat bestaat dus uit gekookt geitenvlees, zonder kruiden, zout of what so ever, in het kookwater waarop de dikke druppels vet nog drijven en wat noedels. De Mongolen vinden dit echter prima, want zodra iemand groente in de soep doet, wordt dit er gelijk allemaal weer uitgevist en op tafel achtergelaten. Super plakkerige dennenappels waar een miniem klein zaadje uitkomt zijn dan wel weer populair... Toen we de muttonsoup op onze laatste avond van de autorit wéér voorgeschoteld kregen, had Elske echt de tranen in de ogen staan. Slecht slapen, de hele dag een stinkende auto 10 dagen lang en dan ook nog eens niet zo’n lekker eten... Genoeg reden dus om, voor onze begrippen, duur uit eten te gaan. En het was heerlijk! Lekkere kruidige en goed gevulde grote samosa’s, in de tandoori gegrilde kip met munt en koriander, gol-gappa (een knapperig dun deegbakje met lekkere vulling van kikkererwten en aardappel met een lekkere chutney van Indiase kruiden (in India hebben we deze nog niet geproefd)) en natuurlijk knoflook naanbrood. Alle porties waren super groot. Zo groot dat we het niet op kregen... Totaal in shock... Dit was de eerste keer in ons leven! En vragen we, ook al voor de eerste keer in ons leven, om een doggie bag. De volgende dag hadden we dus ook nog een heerlijke lunch!

Nog een paar dagen over voor ons visum verloopt en we besluiten een bliksembezoek aan het oosten van Mongolië te brengen. De bus naar Dadal is al weg, dus gaan we via Chinggis Khot. Een gelukje daarbij is dat we nog een blik kunnen werpen op het mega grote beeld van Chinggis Khaan. Chinggis Khot is niet veel soeps met weinig te bekijken en dus maken we er een relaxt dagje van voordat we de volgende dag in de posttruck meerijden naar Dadal. We zagen onszelf al zwemmen tussen de enveloppen en postzakken achterin een grote truck. Realiteit: een minivan vol mensen waar nog net 3 kleine postzakken bij in pasten. Maar goed, we waren onderweg naar Dadal! Een lekker hobbelig ritje weer waarvan we vooraf geen idee hadden hoelang het eigenlijk zou duren. Het bleken ruim 6 uurtjes te worden en rond 14:00 uur stonden we in Dadal. Voordat we daar de volgende dag lekker konden gaan wandelen, moesten we ons eerst weer registreren bij de militaire basis. Daar moesten we precies opgeven wat we van plan waren te gaan doen. Niet omdat de Mongolen dat nu zo nodig wilden weten, maar meer voor het geval we te dicht bij de Russische grens zouden komen en de Russen, in het gunstige geval, eerst de Mongolen zouden bellen of het klopte dat er twee verdwaalde toeristen door het grensgebied struinen, alvorens ze op ons zouden beginnen te schieten... De militairen maakten ons duidelijk dat we ook nog bij de politie langs moesten, maar die had ons de avond ervoor zelf al van straat geplukt en ons paspoort bekeken. Dit terwijl hij zijn telefoon aan een tweede man gaf om daar foto’s van te maken :D Uiteindelijk kunnen we dan op pad. Op zoek naar de bron waar de grote Khaan ooit uitgedronken had en vervolgens naar de ovoo met een stonemarker die de geboorteplek van Chinggis Khaan markeert, maar we waren er bijna voorbij gelopen omdat het zo dicht bij was. De omgeving was heel mooi en achteraf gezien hadden we eigenlijk een dagje langer moeten blijven. Maar ons visum liep bijna af en moesten we, voor een allerlaatste keer, terug naar UB. De mensen van ons ger camp dachten dat we al vertrokken omdat we het zo koud hadden gehad ‘s nachts. Het was ook heel koud en we hadden alle dekens van de 5 bedden en onze halve tas aan kleding nodig om een beetje warm te blijven ‘s nachts... ‘s Ochtends bleek het gevroren te hebben en zat het ijs nog op onze ger. Overdag is het heerlijk, maar zodra de zon ondergaat... Brrr!

Vanaf Dadal was er rechtstreeks vervoer naar UB, maar niemand leek ons precies te kunnen vertellen, wanneer er een bus ging, hoe laat en vanaf welke plek. Dat leken ons eigenlijk best handige weetjes. We zijn daarom ‘s ochtends maar gaan kijken bij de minivans. Inmiddels wisten we dat die eigenlijk 35.000 tugriks moet kosten, max 40.000. Het geluk wilde dat er die ochtend een minivan naar UB ging, maar het tarief voor ons blanke toerist was 50.000 tugriks. Dat waren we dus niet van plan en begonnen we met afdingen. Maar toen de chauffeur bij ons tweede bod totaal geen reactie gaf, liepen we weg van de spreekwoordelijke onderhandeltafel. Meestal werkt dat goed, maar het spelletje van afdingen is niet echt populair in Mongolië. En er gebeurde dus niets. Aangezien we toch wel graag weg wilden, liepen we nog eens een winkeltje in om te vragen of er geen gewone bus of zo ging. Ze ging iemand bellen en via een rekenmachine werd ons duidelijk gemaakt dat ze toeristen altijd een hogere prijs vragen. Het mevrouwtje van de winkel vond dat blijkbaar ook maar stom en besloot ter plekke tot actie over te gaan. Ze gebaarde ons het winkeltje uit en maakte duidelijk dat we op haar stoepje moesten wachten. De jas ging aan, de deur op slot. Een toevallige klant werd mee het complot ingenomen. We konden alleen maar raden wat ze ging doen, aangezien we na 6 weken nog steeds bijna geen woord Mongools spraken. We dachten dat ze kaartjes voor ons ging kopen tegen de local prijs. Dat plannetje werd helaas doorzien door de taxichauffeur, maar ze wist wel de 40.000 voor ons uit te onderhandelen. Prima. Wij moesten toen op een drafje terug naar het ger kamp om onze tassen te halen. Gelukkig was dit ger kam net buiten het centrum en maar 20 minuten lopen, enkele reis... Eenmaal terug bij de minivan plek, was die poepzak hem gewoon al gepeerd. Via via werd hij gebeld en kwam hij ons uiteindelijk wel ophalen. Althans dat hoopte we, want we werden nogal genegeerd. Alle tassen werden eerst uit de auto gegooid en vervolgens strategisch ingepakt. Toen onze tassen ook een plekje hadden zijn we maar snel op de achterbank gekropen. Dat bleek helaas iets krapper dan het er van buiten uit zag ;-) Om 13 uur vertrekken we dan uiteindelijk op een lege maag richting UB. Onderweg stoppen we op een gegeven moment nog even omdat de chauffeur foto’s wil maken. Waarvan? Nou, van varkens! Haha!

Na uren rijden stelt één van de passagiers voor om khuushuur te gaan eten. Op zich prima, al hadden we gehoopt op een iets uitgebreidere avondmaaltijd. Maar oké, de hele bus is in voor khuushuur; het kleine restaurantje gelijk meer dan gevuld. Ze smaakten goed, maar waren wel loei heet. Zo heet dat Elske haar wang brandde aan de stoom die eruit kwam... Na de khuushuur was het tijd om verder te gaan. Na een paar meter keken we elkaar aan en wisten gelijk dat de achterband van de auto niet oké was. En even later, klapband!! De flarden rubber vlogen ons om de oren. Maar niet getreurd, een reserveband is altijd aanwezig en met onder andere Elske nog in de auto (het was veel te koud om buiten te staan wachten) werd de nieuwe band onder de minivan gezet. En rijden maar weer. Op zich is het wel handig dat als je een reserveband meeneemt, dat die dan ook opgepompt is... Maar blijkbaar had onze chauffeur het te druk met zijn varkensfoto’s sorteren, en was het rijden van korte duur. Vanonder een bankje wordt een soort fietspomp getrokken en toen was het tijd voor de mannen om te laten zien wie de grootste... spierballen had. Om de beurt mochten ze pompen tot de band hard genoeg was, die dan wel weer half leeg liep toen de chauffeur het ventiel wilde dichtdraaien. ‘Okay we go!!’ We hadden stiekem gehoopt dat hij in Chinggis Khot zou stoppen om ‘s ochtends eerst de auto te fixen, maar helaas. En om 21 uur begonnen we aan het laatste stuk, het stuk over de asfaltweg, wat ongeveer 5 à 6 uurtjes zou moeten duren. Aangezien we een deel van de nacht dus in de minivan zaten probeerden we maar wat te slapen. Maar het tochtte aan alle kanten heel erg koude lucht en zaten we inmiddels met een sjaal en regenjasje om ons heen gewikkeld dicht tegen elkaar gepakt. Het moet vast een komisch gezicht geweest zijn. Langzaam rijden we verder tot we ineens stoppen. Iedereen de bus uit, een restaurant in, de menukaart op tafel. Ogen op de klok, het was 0.00 uur. Oké... we gaan nog avondeten! Gezellig met de hele meute aan dezelfde tafel, het was net een schoolreisje, hebben we nog lekker een bord warme dumplingsoep gegeten. Na 1,5 uur de bus weer in voor de laatste kilometers. Dachten we. Geen idee wat er onderweg steeds werd gedaan, maar dat we langzaam gingen was wel duidelijk. We reden inmiddels ook regelmatig op de velg van de achterband dus wij maar duimen dat hij het zou houden het laatste stukje... Uiteindelijk was het 7.30 en licht toen we in UB arriveerden. Gelukkig konden we onze hotel reservering bij Bataar gewoon cancelen en toch even lekker douchen. Hadden we al verteld dat Bataar in het Mongools ‘held’ betekent?!!!

De laatste dag hebben we niet in stijl afgesloten door niet typisch Mongools te gaan eten, maar hebben we de Indiër nog een keer opgezocht. De porties kennende hadden we zo gelijk alvast een maaltje voor de volgende dag in de trein geregeld. Ook de treinkaartjes hadden we al geregeld en waren klaar voor vertrek. Alleen die airag, die hadden we nu nog steeds niet geproefd. Airag is gefermenteerd merriemelk en schijnt echt een dingetje te zijn voor je bucketlist. De smaak daarvan moet zo vreemd zijn dat het niet echt te omschrijven is en ook je maag schijnt geen idee te hebben wat hij er mee aan moet... Nadat we treinkaartjes hadden gekocht en net in de bus richting hotel waren gestapt, zagen we allemaal vrouwtjes zitten die een witte vloeistof verkochten en waarvan Rogier hoopte dat het airag is. Wij dus heel snel de bus weer uit. Op ‘airag?’ wordt bevestigend geknikt en we nemen een plasticzakje mee. Bij het hotel aangekomen blijkt het echter gewoon yoghurt te zijn die ook nog eens niet heel lekker is...

De trein naar de grens vertrok om 16.30 uur en we waren ruim op tijd het hotel uit gegaan, maar helaas liet de bus ons in de steek. Gewacht tot we een ons wogen en uiteindelijk op een drafje maar gaan lopen. En aangezien het de laatste dagen in UB best koud was en we een lange broek, trui en jas aanhadden, zweten we behoorlijk door het stevig doorstappen. Gelukkig zagen we onderweg nog een bus die, nog gelukkiger, ook zonder halte voor ons stopte en we het laatste stuk niet hoefden te rennen. Dachten we. Maar eenmaal in de buurt van het treinstation staat het verkeer muurvast. Gelukkig opent de chauffeur de deuren en stappen we snel uit en rennen naar het perron waar niet onze trein gaat. Shit! Trap af, onder het spoor door, trap weer op, shit helemaal verkeerde kant van de trein. Rennen naar de goede wagon en net op tijd vinden we onze bedjes. Nog geen minuut na het instappen begint de trein te rijden... Nadat we uitgezweet zijn, genieten we van ons restje Indiaas eten (nog best een behoorlijke maaltijd :D). Hopelijk vinden Mongolen gekruid eten wel lekker ruiken... Daarna maken we onze bedjes op met de schone lakens die ze weer heel lief kwamen brengen en gaan we slapen. Totdat de mensen die boven ons slapen om half 2 ‘s nachts gezellig beginnen te kletsen, en helaas niet op fluistertoon. En dan komt er nog een mevrouw bij die het een goed idee lijkt Elskes benen wat opzij te duwen, zodat ze tijdens het kletsen nog even lekker kan zitten...??!! Grrrr!! Na zo’n 3 kwartier stappen ze gelukkig uit. De volgende ochtend gaan om 5.15 uur de lichten aan, we zijn er bijna. En nemen we met een paar laatste blikken afscheid van het Mongoolse landschap, de gers op de met schuttingen afgezette stukken grond, de heuvels met gras, de kuddes yaks en de vele paarden. Natuurlijk weer onder het genot van een kopje gekregen ‘Khaan classic koffie’. Nou ja koffie, het is vooral suiker en melk en een heel klein beetje cafeïne. Maar aangezien we zo Mongolië ook inreden, hoort het er gewoon bij.

Eenmaal uit de trein wisselen we de laatste tugriks in voor Chinese yuannetjes, waardoor we net alle busaansluitingen missen. Maar we worden al snel door een taxi gevonden die ons de grens over gaat rijden. Eenmaal in de taxi blijkt het iets anders te werken. Deze taxi zette ons namelijk af bij de file aan Russische jeeps, die zich voor de grens verzameld had en stond te wachten op passagiers. Onze jeep heeft zijn beste jaartjes er meer dan op zitten. De deuren willen niet meer dicht, handvatten zijn vervangen door houten balken, de bekleding van het plafond hangt los, net als die van de stoelen en we zakken letterlijk door de achterbank!! De file is lang en het duurt zo’n 3 uur voor we eindelijk rijden. Ook dat gaat traag en op een onbewaakt moment moeten we ineens met tassen en al de jeep uit, een stuk langs de file naar voren lopen, lees: flink doorstappen, een nog lege jeep in die ons tot de grens rijdt. En dan is het echt rennen geblazen. Geen idee waarom, maar je doet gewoon mee :D Zo goed en kwaad als dat gaat met al je bagage, die we voor de zekerheid maar in de transporthoes hadden gedaan met een slotje er op... En na een relatief korte wachtrij is de Mongoolse exitstempel ineens een feit...

Mongolië was niet alleen maar relaxt; de lange busritten, de very basic wc’s, dagen niet kunnen douchen of überhaupt je handen kunnen wassen en het niet zo geweldige eten en niet te vergeten de benzinelucht ;-) Maar juist doordat niet alles/alles niet zo ontwikkeld is, is het reizen avontuurlijker en krijgen we een grote glimlach als we aan Mongolië denken. We vinden het eigenlijk best heel erg jammer dat we al weggaan. Mongolië was op haar eigenwijze super gaaf!!

Liefs!

Van rendier tot kameel! Good good!

High five! We zijn in Mongolië! Met de bus die ons vanuit China de grens over moest brengen, worden we afgezet op het treinstation. Of iets wat daar op lijkt. Een zanderig plek waar het behoorlijk waait en verder lijkt er eigenlijk niets te zijn. Even verderop vinden we de treinrails en na een stukje lopen een gebouw waar ze de kaartjes blijken te verkopen. De trein zou rond 18 uur gaan, dus nog zeeën van tijd. Dachten we. In het treinstation stond de klok toch echt op 17:15 uur in plaats van 16:15 uur. Blijkt dat ze in Mongolië even last minute de zomertijd hebben ingevoerd (alle vliegmaatschappijen ontregeld, wij helemaal ontregeld, om 19 uur schijnt de zon nog alsof het 3 uur ‘s middags is). Dus het tempo werd iets versneld aangezien we ook nog geld moesten pinnen. Nu leek het ons best handig, zeker op dit moment, dat de pinautomaten en de kaartverkoop beiden op de begane grond zouden zitten. Maar volgens Mongoolse logica zitten de pinautomaten in de kelder en de kaartverkoop op de tweede verdieping. Maar ach, lopen is gezond en na wat heen en weer sjeesen door het gebouwtje hadden we uiteindelijk kaartjes! Helaas geen tijd meer om een hapje te eten, dacht Elske?! Dus met ietwat rommelende maagjes de trein in richting Ulaanbaatar, een ritje van zo’n 16 uur. Vlak nadat we vertrokken, kwamen ze thee en koffie brengen en lakens, dekens en een handdoek. Luxe! En uiteindelijk ja hoor, een verkoopmevrouwtje, met iets wat op noodles leek. Twee bakjes graag! Het bleek tsuivan te zijn, noedels, maar wat droger van structuur dan die we kennen, met aardappel, wortel en kleine stukjes vlees. Rogier weer blij! Onderweg kregen we vanaf het begin een voorproefje op het typisch Mongoolse landschap. Sjonge jonge wat zijn die jongens hier hartstikke lekker bezig met gras zeg. Overal gras: groen gras, bruin gras, sprieterig gras, klein gras, groot gras, dik gras, dun gras, allemaal gras man. Zo ver je kan kijken: glooiende heuvels met gras. Als je geluk hebt zie je af en toe een boom, maar vooral gras, gras en nog eens gras. Aangezien we een slaaptrein hadden vloog te de tijd voorbij en werden we ‘s ochtends gewekt door de mevrouwtjes van de trein. Die voelden zich duidelijk wat ongemakkelijk haha. En zo waren we voor we er erg in hadden ineens in Ulaanbaatar.

Ulaanbaatar is de hoofdstad en de LP beloofde ons een grote stad en we moesten maar voorbereid zijn op een shock. Eenmaal uit de trein merkten we vooral dat het wat fris was, maar verder was het een vriendelijk en rustige dorpje met zo’n 1.3 miljoen inwoners. Ulaanbaatar beviel ons dus wel. Al hebben we er vooral tripjes richting immigratiekantoren en de Chinese ambassade gemaakt. Helaas zat de eerste dicht, want het was de verjaardag van de achterbroer van de hond van de president of zoiets (vaags dat zelfs veel Mongolen niet wisten dat ze voor niets bij de immigratiedienst aankwamen), en moesten we de volgende dag terug om verlenging voor Mongolië te regelen. Zo gezegd zo gedaan en hoewel je ook daar van balie naar balie naar de bank en terug naar de balie werd gestuurd, ging het redelijk vlotjes. Helaas waren we, door de nogal beperkte openingstijden, wel alsnog te laat voor het aanvragen van een nieuw chinees visum. Nou ja, te laat... Wij vonden dat we keurig op tijd met ons ingevulde aanvraagformulier in de rij stonden. Maar 12 uur is 12 uur en de mevrouw achter de balie liep gewoon weg om vervolgens niet weer terug te komen. Dat betekende dus maandag terugkomen... Elske’s pruillipje en heel zielig kijken hielp niets bij de strenge Chinezen. Om onze irritatie weg te eten, nemen we een echt Mongoolse snackje: khuushuur. Althans we dachten dat het een snackje was. We kregen een bord met vijf mega grote soort van gefrituurde pannenkoeken met geitenvlees. Op het plaatje zag het er toch anders uit. De smaak was zeker goed, maar het was mega vet en daardoor veel te veel. De bordjes waren al gauw een soort zwembad van vet. En na eentje hadden we eigenlijk wel genoeg gehad. Maar eten weggooien is not done, dus ja... Elske heeft er met moeite twee en Rogier is het met zweet op het voorhoofd gelukt drie khuushuur te eten. Maar we wisten heel zeker dat we in heel Mongolië geen khuushuur meer hoefden te zien!

Om niet het gevoel te hebben dat we moeten wachten tot de ambassade weer open is, zijn we naar Terelj National Park gegaan, op ongeveer 2 uur rijden vanaf Ulaanbaatar. Nog voor we de bus instapten, kwam er een meisje naar ons toe die wel een slaapplek in een ger, de typische Mongoolse huistenten, voor ons had. Eenmaal bij de eindhalte nam ze ons mee op sleeptouw. Over een brug, die wat verstop lag achter een hotel, het gras/boslandschap in. Iedere keer als er gers opdoken dachten we dat we er waren, maar nee. En ze liep steeds harder gezien de dreigende lucht vol onweerswolken en het gerommel, over bruggen van boomstammen met, en later zonder leuning, over hobbelend grasland met her en der poeltjes water. En wij er achter aan op onze slippertjes. Na zo’n 20 minuten flink doorsjouwen vielen de eerste druppels, maar waren we gelukkig net op tijd bij de ger van het meisje. Waar de zussen al begonnen waren met koken. De kleine kids vonden ons maar interessant en kwamen tussen het spelen door steeds even kijken. Of het regent of niet, de kids rennen in en uit de ger, op blote voeten of sokken, het maakt allemaal niet uit. De ouders maakt het ook niet uit. Meestal wordt er een keer gelachen en met een hoofd geschud en als ze echt te smerig zijn geworden, worden schone kleren uit een sporttas onder het bed gepakt. En vervolgens rennen ze weer naar buiten :D

Even proberen een kleine indruk van een ger voor jullie te schetsen. Een ger is een ronde tent met een deurtje, meestal mooi versierd, en vaak toch wel met een diameter van ongeveer 6 meter. Best groot dus. Altijd rechts naast de deur (op het zuiden) is een soort van keukentje, dat eigenlijk bestaat uit een kastje met borden en kopjes en achter een gordijntje vaak flessen met zelf gestookte ‘mongolian wodka’. Een kraan met stromend water is er niet en dus staan er een paar grote kannen met water dat ergens uit een riviertje is gehaald. De binnenkant van de wanden zijn meestal ‘behangen’ met allerlei kleurrijke kleden van typisch Mongoolse afbeeldingen tot superhelden als spiderman aan toe. In de buitenrand van de tent staan 2 tot 3 bedden en vaak nog een kastje. In het midden zit de houtkachel. De deksel bovenop kan eraf om er vervolgens grote kookschalen op te zetten, waarin de traditionele melkthee of het eten wordt gemaakt. De melkthee, suutei tsai, wordt gemaakt van yak- of geitenmelk, een klein beetje thee en zout. De eerste slokken zijn, eerlijk toegegeven even wennen, maar daarna eigenlijk best lekker. De latjes van het plafond blijken in meerdere opzichten heel functioneel. Natuurlijk om het tentdoek over heen te spannen, maar aan de binnenkant kun je er ook van alles aan hangen en achter stoppen, zoals schriftjes, boekjes, mobiele telefoons, foto’s, tekeningen, pannendeksels, kleding om te drogen, luciferdoosjes etc. Verder is er bijna altijd wel een tv of radio en zie je buiten de ger dan ook grote antennes en zonnepanelen voor wat energie. Een koelkast kennen ze niet en het eten, van gebraden schapenvlees tot melk die aan het indrogen is, staat dan ook onder de bedden. De bedden die overdag als bank om op te zitten. Om het tentdoek op de ger, het dak zeg maar, op de ger te houden, wordt alles gebruikt dat maar zwaar is... Stenen, emmers met zand, oude tandwielen etc. En de wc een diep gat in de grond met plankjes eroverheen en een soort lage omheining erom heen en als je gelukt hebt een heel hokje, zit (ergens begrijpelijk gezien de stank) mijlenver weg. Een douche is er niet.

In Terelj National Park hadden we een ger voor ons zelf, maar aten we bij de familie thuis. De laatste ochtend hadden we blijkbaar ons ontbijt iets te vroeg besteld. Er lagen nog 4 mensen te slapen! De twee bedden waren nog bezet, maar we moesten ze toch echt als stoel gebruiken. En op de grond lagen nog twee kinderen te slapen. We hebben ons toch wel een beetje verbaasd over waar de twee mensen die wel wakker waren geslapen hadden. Een eigen ger is natuurlijk leuk, maar privacy ho maar! De broer van het meisje zou ons wel eens even helpen met het aansteken van de houtkachel. Wat op zich wel erg fijn was aangezien wij nog niet echt kampeer proof waren en geen aansteker op zak hadden. En het best wel fris werd ‘s avonds. Voor er überhaupt vuur gemaakt kon worden, moest de schoorsteenpijp ook nog gemonteerd worden. De broer bleek nogal een vreemde pias te zijn. Eerst gingen hij en z’n vrouw al ruziën over hoe de elektrische draden aan elkaar geknoopt moesten worden zodat ons lampje het ging doen, waarbij hij steeds naar ons nonverbaal zijn vrouw belachelijk maakte. Eerst was het nog wel grappig. Maar later toen de kachel lekker brandde en wij zo ongeveer naar bed gingen, kwam hij weer terug. ‘Mongolian Wodka!’ waarbij hij wees naar Rogier en zichzelf en naar het dorpje verderop. Daarna sloeg hij zich op zijn keel en zette hij zijn vinger tegen zijn hoofd en maakte rare draaiende bewegingen met zijn hoofd en ogen en dan begon hij wazig te lachen. Ook dat was eerst nog grappig, al begrepen we niet helemaal wat de bedoeling was, maar na een half uur was de lol er eigenlijk wel af... Uiteindelijk ging hij weg en hebben we maar snel de deur op slot gedraaid. Nu was dit typisch zo’n moment, van had je bij moeten zijn. We hebben nog even overwogen een imitatiefilmpje te maken, maar besloten dat toch maar niet te doen. We laten dit maar aan jullie eigen verbeelding over.

De volgende avond hadden we het vuurtje al ongeveer aan toen hij het wel even beter wist... Het had de hele dag geregend en de lucifers waren vochtig geworden en hij kreeg het vuur dus niet aan. Maar daar wist hij wel wat op! Hij pakte de lucifers uit het doosje en strompelde op Elske af en begon aan haar vest te trekken. Geen idee wat hij bedoelde en nietsvermoedend ritste Elske haar vest maar open. Toen hij aan het t-shirt en bh-bandje begon te trekken was het welletjes! Uiteindelijk deed hij zelf maar wat hij bij Elske wilde doen. Raden jullie het al? Nou wij niet, maar hij stopte dus de lucifers onder zijn oksel om ze te drogen. Juist ja! Het doosje moest Rogier boven de kachel houden. En na nog herhaaldelijk zijn mongolian-wodka-slaan-op-zijn-keel-en-gekke- gedraai-met-zijn-hoofd-actie te hebben uitgevoerd, wij waren het ondertussen goed zat, een snoepje in drieën gebeten te hebben en heel lief met ons te hebben gedeeld, waren de lucifers naar zijn idee droog genoeg en werd er weer geprobeerd vuur te maken. Toen het vuur eenmaal brandde kwam het hoge woord eruit: tugrik. Oftewel geld. Met dat geld kon er ook iets te roken gekocht worden waarvan er iets omhoog ging staan... Wat extra duidelijk gemaakt moest worden door Rogier even midden in z’n kruis te grijpen. Hoogste tijd om de beste man de ger uit te bonjouren, of te sain bai nuuen zoals ze hier zeggen. Toen hem duidelijk werd dat wij een dronkenlap geen geld gingen geven om nog meer wodka te kopen en we ook geen wodka en sigaretten in onze tassen hadden, liep hij boos weg waarbij hij zijn pink opstak en de deur dicht smeet. Oké... ‘Ik denk dat die pink niet veel goeds betekent...’ ‘Nee, dat denk ik ook niet... Kom, snel de deur op slot!’ :D Denk je daarna een rustig avondje in een national park te hebben, gaat daarna knallende house muziek aan in het dorpje... Zoals, weten we inmiddels, wel vaker het geval blijkt te zijn juist in de nationale parken... Zo jammer.

In Terelj national park hebben we een dagje lekker gewandeld in de bergen. Nou ja, lekker. We hadden wat opstartprobleempjes met een pad vinden wat naar de berg ging. We liepen ons steeds dood op te grote stroompjes water. Na minstens een uur rond gedwaald te hebben stonden we weer voor onze ger en bleek dat we totaal de andere kant op moesten. Uiteindelijk vonden we een oversteek en kon het echte wandelen beginnen. Helaas begon het te regenen. Eigenwijs als we zijn, hebben we onze niet zo waterdichte regenjassen aangetrokken en paraplu’s uitgeklapt (van de Chinezen afgekeken) en zijn we verder gelopen. Het was er wel heel mooi, maar in de regen en met grijze lucht lijkt het op de foto’s toch niet echt geweldig. De andere dag wilden we naar de ingang van het park lopen voor een andere wandelroute, maar we moesten nogal ver over de weg lopen om ergens te komen. De dag was dan ook zo ongeveer voorbij toen we eindelijk de Turtle Rock bereikt hadden. Na nog even snel naar het klooster halverwege de bergwand te zijn gelopen, was het tijd om terug te gaan. Gelukkig vonden we vrij snel een lift terug naar het dorpje om daar snel onze tassen te pakken om de bus terug naar Ulaanbaatar te pakken. Die zat helaas tjokvol en moesten we staan. Bij iedere halte dachten we dat er geen mensen meer bij konden, maar tot onze verbazing lukte dat iedere keer toch weer. Na een tijdje werd Elske ineens niet lekker en leek flauw te gaan vallen. Ze wist nog net de mevrouw van de bus aan de mouw te trekken en te gebaren dat ze er nú uit moest, voordat ze op het trapje bij de uitgang gleed voor een klein beetje frisse lucht. De mevrouw van de bus hield heel schattig haar hand vast en aaide over haar hoofd, niet dat Elske daar zelf nog iets van weet, terwijl ze de opeengepakte mensen duidelijk maakte ergens een plek vrij te maken zodat Elske kon zitten. Het werd een stoel bij het raampje. Kijk, zo regel je in een overvolle bus een zitplek ;-)

Terug in Ulaanbaatar om wederom het wandelingetje naar de Chinese ambassade te maken. Dit keer waren we op tijd met inleveren en konden we eindelijk echt op pad. Eerste stop moest Khatgal worden, een dorpje aan het mooiste meer van Mongolië, Khovsgol Nuur. We waren net op tijd op het busstation om de bus van 3 uur te pakken. Die vervolgens om 4 uur vertrok en uiteindelijk zo’n 14 uur zou duren. Vlak voordat we vertrokken kwam de passagier die naast ons zat. Een nogal hele grote Mongoolse meneer die bijna 1,5 stoel in beslag nam... Gelukkig was er een rij voor ons een stoel leeg en verkaste de grote man, waardoor we gelukkig weer een eigen stoel hadden om de nacht op door te brengen. Slapen kon je het helaas niet noemen. De bus stopte zo vaak, waarbij dan ook gelijk alle bouwlampen werden aangezet, zodat je gelijk wakker was. En midden in de nacht, na een plas-pitstop, de radio weer keihard aan zetten helpt ook niet mee, meneer de buschauffeur! Al was het wel grappig dat er best veel mensen mee gingen zingen met bepaalde liedjes. Om 5.30 uur werden we uit de bus gezet in Moron, hier moesten we nog even pinnen en overstappen op een andere bus. Achtervolgd door taxichauffeurs en met een Koreaans meisje, die het allemaal wel erg spannend vond, op sleeptouw, vonden we uiteindelijk de pinautomaat. Maar die bleek pas na 9 uur ‘s ochtends te werken. Gelukkig was de pinautomaat in een hokje waar licht én een ‘kachel’ brandde. Fijn als het buiten koud, donker en wat onprettig is. Seok Yeong en Elske hebben de oogjes nog maar even dichtgedaan en verder geslapen in de pinautomaat ;-) Nadat Moron ook uit haar slaap was ontwaakt, we hadden ontbeten met khuushuur (ah, daar is ie al weer! En smaakt goed!) en een nutteloos bezoek aan de touristinformation, bleek het vinden van het volgende vervoer in Moron ook nogal een opgave. Toen we na uren rondslenteren dachten dat we geen busje meer konden vinden, was er toch nog iemand die wel wilde rijden, jeuh! Deze vreugde was van korte duur, want al gauw stopte hij en gaf hij aan dat hij eerst meer passagiers moest hebben voor hij vertrok en werd duidelijk dat we tot 5 uur moesten wachten. Dat was toen nog zo’n 4 uur wachten... Uiteindelijk vertrokken we na ruim 5 uur wachten en werden we na een kleine 2 uur rijden voor de deur van het fijne MS Guesthouse in Khatgal afgezet. Dat was wel weer luxe! Toen we trouwens in Moron aan het rondleuren waren op zoek naar een taxi, voelde één van die taximannen aan Elskes tas. En was onder de indruk, of verklaarde ons voor gek (wij houden het even op de eerste), van hoe zwaar die was. Toen werd Rogiers tas opgetild en werd er nog drukker gepraat. Dat was natuurlijk aanleiding voor alle 5 ofzo taximannen om onze tassen op te tillen, terwijl wij ze gewoon ophadden. Vervolgens werd er, denken we, druk gegokt over hoe zwaar ze wel niet waren en werden er vervolgens getallen in het zand geschreven. Ze zaten er dicht in de buurt...

Khovsgol Nuur is volgens de Mongolen het mooiste meer van Mongolië en heeft de bijnaam ‘de blauwe parel’. En een blauw pareltje is het! Super mooi diep-blauw water, zoals we dat eigenlijk alleen gewend waren van oceaan. Het gevoel van oceaan werd nog een keer versterkt door alle meeuwen die het meer aan zien voor de zee... Met een lengte van 136 km net iets te groot voor een wandelingetje er omheen, dus besluiten we de omliggende heuvels te verkennen op zoek naar een mooie view op het meer. Boven op de toppen vinden we een soort stoepa’s gemaakt van takken versierd met blauwe linten en paardenschedels...?! Later blijkt dat het ‘Ovoo’s’ zijn en helemaal niet Boeddhistisch maar Shamaanistisch (leuke 2 voor 12 vraag: welke Nederlander heeft de term Shaman geïntroduceerd in het westen aan het einde van de 17e eeuw? Nicolaes Witsen). Dan passen die paardenschedels een stuk beter... want Shamanen lopen rond met een ketting van schedels, een cape van wolvenvel die rood geverfd is met bloed en eten jonge vogeltjes voor ontbijt... denken we... want we hebben geen Shamaan gezien. Oh ja, die blauwe linten zijn niet omdat het meer zo blauw is, maar om de luchtgoden te eren. Na een semi viewpoint gevonden te hebben, genieten we nog even van het blauw van het meer dat mooi naar azuur verloopt als het ondieper wordt. Dan gaan we terug om ons voor te bereiden om net als de Mongoolse veroveraars op Mongoolse paarden te rijden de volgende dag. En de 5 dagen daarna. En nee, we kunnen niet paardrijden ;-) Dus stiekem is het ook wel een beetje spannend.

Vroeger waren de Mongoolse krijgers kleiner of de paarden groter, want de ‘paarden’ lijken een beetje pony formaat. Ze zullen wel heel sterk zijn, hopen we, want ons pakpaardje wordt redelijk volgeladen en daarna kéíhard ingesnoerd. Visualiseer twee Mongolen die hun knie tegen de tassen zetten en dan echt onbenullig hard met hun hele gewicht beginnen te sjorren. Als ons pakpaardje begint te ademen als Darth Vader, blijkt dat het teken te zijn dat het goed strak zit en kan er een knoop in de touwen. Wij krijgen chaps omgeknoopt en dan de beloofde ‘paardrijles’. Die we geheel extra gratis aan jullie zullen leren, komt ie: pak je teugels, altijd vast blijven houden, en dan is links links, rechts rechts, naar achter remmen en gas geven doe je door ‘chuu’ te roepen (vet hip die spraakherkenning). Okay we go! Sturen lijkt prima te gaan op zo’n biologische auto, maar gas geven daarentegen minder. Al snel blijkt ‘chuu’ roepen niet echt genoeg, dus moet je flink je hakken in de zijkant van je biologische auto zetten. ‘Sorry ‘horsie’, maar dan moet je ook maar gewoon lopen’. Maar ook dan is het resultaat wisselend... (je krijgt in ieder geval geen deuken, althans niet blijvend) hadden we maar van die mooie cowboylaarzen met van die mini pizzasnijders eraan. Ze lijken vooral in hun eigen tempo achter het paard van onze gids aan te sjouwen. Raken ze te ver achter dan trekken ze een even drafje of een onverwachts galopje... Hadden we al gezegd dat onze ‘Russische’ zadels bestaan uit een frame van planken die bij elkaar worden gehouden met stalen beugels en daar bovenop een vrij dik kussen. Tenminste zo was dat 10 jaar geleden... Inmiddels is het kussen vrijwel niet meer aanwezig. En natuurlijk uitgerekend precies op die plekken waar het kussen je zou moeten beschermen tegen dat staal en hout. De in films altijd zo elegant uitziende ruiters in draf of galop lijken in ons ver te zoeken. In de praktijk voelt het meer als een zak aardappelen op een hobbelpaard. Bij eerste stop stapt Rogier dan ook af met zware kramp in kuiten, van het staan in de beugels om z’n kont te sparen. Nog een nadeeltje van de biologische auto is het tanken. Gras is dan wel lekker goedkoop en overal ruim voorradig in Mongolië, het betekent ook dat als de benzine letterlijk voor het oprapen ligt, het nogal verleidelijk is voor onze biologische auto om onverwachts even bij te tanken. Waardoor je zo ongeveer voorover over je paard getrokken wordt, want die teugels moest je altijd vasthouden. Gelukkig kun je altijd nog het ‘autopaard’ aanzetten, door de teugels over één van de stalen uitsteeksels te hangen. Kan hij niet meer onverwachts bijtanken en sjokt hij automatisch achter het paard van de gids aan. Kon Rogier ondertussen ook nog wat foto’s maken :D Een zogenaamde win win situatie.

Wat een rustig begin dagje had moeten worden van 2 a 3 uur, klokt uiteindelijk op ruim 6 uur als het stopsignaal ‘sleep?’ door onze gids wordt geroepen. Waarna wij als echte ‘raskampeerders’ vrij vlot onze gehuurde tent opzetten. We moeten zeggen dat onze gids een mooi plekje heeft gekozen. Good good! Koken doen we op een houtvuurtje in een van buiten en binnen zwart geblakerde pot. Gelukkig heeft de gids een stuk yakvlees meegenomen, zodat we niet alleen kale pasta met saus hoeven te eten. Zout, knoflook of andere smaakmakers zijn we namelijk vergeten. Een boomstam is een prima snijplank voor het yakvlees en na het snijden kan de rest van het vlees op de boomstam nog lekker even verder besterven voor het uiteindelijk na een paar uur weer opgeborgen wordt in de zadeltas. Hoewel we nu vlees hebben, blijkt onze gids de pot saus niet te herkennen en hebben we de eerste avond alsnog een kaal maaltje van pasta en gekookt vlees, zonder smaak. Wel lekker Mongools...

De volgende dag zitten we al een stuk eleganter in het zader en staat de volgende 6 uur op het programma. Dit is dan wel exclusief thee drinken bij diverse gers. Onze gids blijkt een echte theeleut te zijn. Elke ger wordt aangegrepen om ‘even’ (lees: een half tot anderhalf uur) thee bij te tanken. De thee wordt vergezeld van een pan met stukjes gedroogde yoghurt, oliebolachtige brooddingetjes en stukjes keiharde gedroogde kaas(?). Waar wij beschaafd één kopje thee nemen, schenkt onze gids het liefst de hele theepot leeg. Stond er bij de do’s and dont’s niet dat je moest wachten tot de gastvrouw je wat inschenkt?! Als de theekan leeg is, is de volgende logische stap wodka! Mongolian wodka... In lege ‘colaflessen’ wordt eigen gestookte wodka bewaard en verkocht. En als er dan zo’n fles, verstopt achter het keukengordijntje, tevoorschijn komt, moet hij natuurlijk wel leeg. Nu vindt Rogier dat natuurlijk niet zo’n probleem en drinkt met een fijne glimlach elk rondje mee. Bij elk kopje vindt een klein ritueeltje plaats waarbij je je vinger in de wodka doopt en dan een druppeltje elke windrichting in schiet om de luchtgoden te eren, daarna veeg je je vinger af op je voorhoofd. De, in de LP geprezen, Mongoolse gastvrijheid is wodka technisch ver te zoeken. Zo gauw ze iemand horen aankomen, wordt er heel snel gekeken wie het is en meestal moet rap rap, en dan bedoelen ze ook rap, de wodka worden verstopt. Ook wordt dan de hele ger snel netjes gemaakt en het gordijntje weer netjes voor de ‘keukentjekastjes’ gehangen. Erg komisch! Er wordt nog even geïnformeerd of wij getrouwd zijn... Als we duidelijk hebben gemaakt dat we niet getrouwd zijn, maar wel al 11 jaar samen zijn en geen kinderen hebben, wordt er onthutst uitgebeeld of we dan wel ‘humpie humpie’ (deze omschrijving past het beste bij de uitbeelding, hebben jullie een beeld?) doen?!? Een colafles wodka later is het tijd om te gaan en voel je je zadelpijn ook niet meer. Dus een relaxt laatste stukje naar het grasveld waar onze gids het stop commando ‘sleep?’ roept. Tenminste voor Rogier een relaxt laatste stukje. Op Elske’s spijkerbroek zit achterop een vlek die wel erg op een bloedvlek lijkt. Maar pijn is een keuze en zorgen zijn voor morgen, dus kunnen we aan het avondeten beginnen. Stenen en houtjes verzamelen om een vuurplaats te maken en vervolgens geduld oefenen tot het ijskoude water kookt. Maar daarna heb je ook wat: pasta met yakvlees. Want yakvlees blijk je prima 2 dagen in 30 graden plus te kunnen bewaren. Dit keer kunnen we de gids duidelijk maken dat wij wel graag wat saus bij de pasta willen en hebben we deze avond een best redelijk maaltje.

De volgende dag hebben we een prima vooruitzicht, want aan het einde van de dag kunnen we ons onderdompelen in de hotsprings bij Chandman Ondor. Maar eerst stappen we met onze biologische auto weer door de mooie bosrijke omgeving en wordt er uiteraard weer meerdere malen thee gedronken bij gers en blokhutten...ja blokhutten. Met die bergachtige en bosrijke omgeving vol blokhutten en edelweiss waan je je net in Zwitserland. Al hoef je daar niet bij elke blokhut ’Nokhoi Khor’ te roepen. Wat zoiets is als ‘hallo?’, maar letterlijk betekent ‘hou de hond tegen!!’. Wat in dit geval betekende dat het vrouwtje letterlijk bovenop de hond ging liggen, totdat wij de blokhut in waren. Welke strikt verboden terrein is voor de honden. Leken de hondjes tot nu toe vrij vriendelijk, al blaffen ze wel heel hard en heel lang, was dit toch wel even een waarschuwing om niet niets vermoedend op een ger/blokhut af te stappen (of was dat al de toerist die we een paar dagen eerder tegenkwamen met een been waarvan een forensisch analist prima zou kunnen afleiden welke hond dat geweest zou kunnen zijn...).

Bij de ger waar thee-pitstop nummer twee is, krijgen we het antwoord op nog zo’n 2 voor 12 vraag. Intro: In Mongolië zijn luiers niet zo voorradig op het platteland. De kinderen dragen vaak alleen een super dikke trui, alsof de winter in de zomer is, maar verder niets. Vraag: Wat doet men nu als het kindje moet plassen? Antwoord: Ze doen niets :D De baby plast gewoon op het vloerkleed en that’s it. En dat gebeurde dus net toen we onze pot jam hadden rondgedeeld en onder dat sproeiende piemeltje werd doorgegeven ;-) Daarna valt er ook nog een dikke klodder jam op het vloerkleed waar het vrouwtje precies in gaat staan en je de jam tussen d’r tenen ziet uit komen. Maar ook dat geeft nul reactie en loopt ze dikke klodders jam over het hele vloerkleed heen. Je vraagt je dan wel een beetje af wat er allemaal al meer over die vloerkleden is gegaan waar we steeds op zitten ;-) Met ‘weerstand opbouwen’ zijn we in ieder geval lekker bezig. Na flink theeleuten, we hebben wel twee uur gezeten, rijden we door naar een mooie ‘sleep’plek, good good, bij de hotsprings waar we tegen het donker aankomen. Bij hotsprings hadden we op z’n minst een soort van baden in de rotsen of op z’n meest een soort van spa in gedachten. De waarheid ligt ergens in het Mongoolse midden. Het blijken een aantal nogal brak in elkaar getimmerde huisjes, met daarin een vierkant gat in de houten vloer, waar een warme stroom water vanuit de heuvel in uitkomt en als je geluk hebt een laddertrap om je in het water te laten zakken. Elk huisje heeft zijn eigen temperatuur en buiten op de huisjes staat netjes de temperatuur van het water aangegeven. Aangezien half werk maar half werk is, besluiten we maar gelijk in hotste hot spring te duiken. Hebben we ook weer geleerd dat 48 graden meer dan half warm is en eigenlijk net niet relaxt meer is... Poeh hé! Maar wel echt heel lekker om na drie dagen weer eens een keer te badderen!!

De volgende ochtend voor we vertrekken doen we nog een snelle dipactie en dan beginnen we aan de laatste drie dagen terug. Al snel hebben we het gevoel dat de terugweg wel erg op de heenweg lijkt. Al weten we het ook niet helemaal zeker... Elke grasheuvel ziet er ongeveer hetzelfde uit. Bij de lunch stop proberen we de gids met een kaart duidelijk te maken dat we graag en andere weg terug willen rijden. Hij lijkt het te begrijpen en roept zoals zo vaak ‘good good’. Maar als we op een gegeven moment bij een veld met een watertje aankomen weten we toch wel vrij zeker dat we hier op de tweede dag de eerste kennismaking met de Mongolian wodka hadden. We stoppen weer bij een ger en nog tijdens het thee drinken komt er een colafles op de tafel. De dop gaat eraf en het ronddelen kan weer beginnen. Gelukkig accepteren ze van vrouwen iets makkelijker dat ze niet veel drinken en komt Elske er weer mee weg om alleen van het eerste schaaltje een paar nipjes te nemen, bleh!! Deze mevrouw weet wel hoe ze wodka moet stoken, want het is de sterkste tot nu toe geproefd. En onze gids en Rogier drinken dapper door. Als de fles bijna leeg is, wordt er een tweede voor de dag getoverd. Onze gids had nogal last van zijn rug en wodka lijkt hem een prima pijnstiller :-) Maar die moet weer heel snel worden verstopt omdat er meer bezoek in aantocht is. Het blijkt de man te zijn die we kort daarvoor zwervend door het veld zagen gaan. Hij blijkt nogal dronken te zijn en de mevrouw van de ger is zeker niet blij met zijn komst. Hoewel we geen Mongools verstaan is de strekking door de toon en de hoofdgebaren meer dan duidelijk. Onze gids vindt het daarentegen wel gezellig om een drinkmaatje, die hij wel verstaat, te hebben en de wodka wordt weer rondgedeeld. Dat onze gids het gezellig vindt, blijkt ook wel uit zijn voorstel om in de ger te eten en vervolgens te willen blijven slapen. Eten lijkt ons een goed idee en het laatste stuk yakvlees (we zijn op dag 4 inmiddels) wordt overhandigd aan de vrouw des gers. Ze kijkt wat bedenkelijk, draait het om en om in haar handen, ruikt er een keer aan en begint er uiteindelijk toch maar kleine stukjes van te snijden. Tot onze grote vreugde eten we buuz, Mongoolse dumplings. We hadden eigenlijk niet echt zin in weer pasta. Het aanbod om te blijven slapen slaan we af en als we de ger verlaten gebaart de gids dat we de verstopte fles wodka vooral in onze tas moet stoppen. Samen met nog wat broodkoekjes en gedroogde yoghurt...

Eenmaal weer in het zadel krijgt onze gids het op de heupen. Hij ziet een meisje een kudde koeien richting ger hoeden en besluit heldhaftig haar te helpen. De teugels van het pakpaard krijgt zij in de hand geduwd en onze gids gaat achter wat verloren geraakte koeien aan. Aangezien wij ook op een paardje zitten, besluiten we ook maar wat te helpen. En dat ging eigenlijk best aardig! Na nog zo’n 100 meter besluit de gids dat het welletjes is: ‘sleep!’ wordt er geroepen en hij staat al naast zijn paard. Nadat hij de bagage van het pakpaard heeft getrokken en er zelf naast is gaan liggen, beginnen wij maar met het opzetten van onze tent. Af en toe kijken we elkaar met een scheef oog aan en ja hoor, na een paar minuten lijkt onze gids te slapen... De Mongolian wodka doet goed zijn werk ;-) Maar ja, daar staan wij dan met een slapende gids en vier paarden! Gelukkig wordt de gids weer wakker en weet hij het nog net voor elkaar te krijgen om de zadels af te halen. Vervolgens duwt hij Rogier de touwen van de paarden in de handen en gebaart hij waar hij ze vast moet zetten ‘hier?’ ‘Good, good!’. Ondertussen heeft hij bij twee kinderen die water uit de rivier kwamen halen, geregeld dat hij bij hen in de ger slaapt (nadat hij ze nog wat probeerde te paaien door de wodka aan te bieden... lekker bezig meneer de gids) en hoewel zij ook wat bedenkelijk kijken, laten ze hem en zijn paard toch mee gaan. En... Weg is onze gids... Daar staan wij dus met 3 paarden en alle zadels en spullen. Rogier heeft de pinnen om de paarden mee vast te zetten goed hard de grond ingeslagen. Die paardjes gaan nergens naar toe vannacht. Alle spullen wisten we maar net in onze tent te proppen en toen zijn we maar gaan slapen. Mensen met slaapproblemen zouden trouwens moeten gaan overwegen om te gaan paardrijden. Gewoon lekker langzaam een beetje rondstappen, liefst in de zon. Hoe mooi Mongolië ook is, wij werden af en toe bijna in slaap gewiegd door het langzaam hobbelen op onze paardjes en hebben af en toe, stiekem, onze oogjes heel even dicht gedaan. Tot er een hap gras wordt genomen en je weer bijna voorover van je paardje schiet...

De volgende dag zouden we in één keer doorrijden naar Khatgal in plaats van nog een overnachting. Maar toen we de volgende dag wakker werden was onze gids nergens te bekennen... Zijn paard stond ook niet bij de ger waar hij was gaan slapen... Gelukkig stonden de andere drie paarden nog netjes op hun plekje. Na maar vast ingepakt te hebben zijn we een kijkje gaan nemen bij de ger. Het bleek de ger te zijn waar we op de tweede dag thee en wodka hadden gedronken en ook nu werden we binnen geroepen om thee te drinken. Op onze vraag of de gids ook ergens was werd geknikt dus het zou wel goed zijn. Na een derde kopje thee kwam hij zowaar binnen gestrompeld en maakte duidelijk dat hij geen vuur ging maken voor het koken van een ontbijtje. Dus namen we nog maar een extra kopje thee en wat broodkoekjes. Uiteindelijk werd het tijd voor het opzadelen van onze paardjes. Maar toen we bij de tent kwamen bleek onze groene tent er voor de koeien als een soort supergras uit te zien en hadden ze zich allemaal om de tent verzameld. Nou ja om, bovenop zul je bedoelen... Grote scheur in het doek als gevolg. En de mevrouw van het MS Guesthouse had ons nog zo duidelijk gemaakt zuinig te zijn en gezegd dat we anders een ‘boete’ moesten betalen... Maar no worries, onze gids weet raad. Hij haalt naald en draad bij de ger en begint het tentdoek weer aan elkaar te naaien. Het lijkt ons een niet echt zinnige actie, maar laten hem zijn gang maar gaan. Dat duurde wel een tijdje, maar uiteindelijk moeten we toegeven dat hij het netjes heeft gedaan! Good, good! Al krijgt hij nog wel wat commentaar van de vrouw van de ger dat je ergens de knalgele draad nog aan de buitenkant ziet. Na het opzadelen van de paarden kotst onze gids nog even de laatste restjes Mongolian wodka uit en dan: ‘we go?!’ En daar gingen we dan. Heel rustig... terwijl we eigenlijk een beetje tempo wilden maken om in één dag in Khatgal te komen. Maar de maag van onze gids trekt dat niet en zo gauw er een ger is maken we een pitstop om thee te drinken. En vers gebakken brood met heel veel zelf gemaakte vette boter en heel veel suiker te eten (ook heel erg lekker!!) en dan zelfgemaakte yakyoghurt met weer heel veel suiker, en dan zelf gemaakte yakkaas (leek wel soort brie) met suiker?! en daarna nog een andere soort hele vette machtige kaas en daarna nog een broodje met roomboter en suiker en nog meer thee. Dat ze dit zelf erg lekker vond was wel duidelijk! Toen de gids voorstelde om hier te eten hebben we maar bedankt. We zaten inmiddels propvol. Nadat we verder waren gereden begon het helaas te regenen en omdat de gids zich te slecht voelde om tempo te maken, moesten we toch nog een keer ons minikamp opslaan en pasta, zonder yakvlees, eten.

De volgende dag regende het nog steeds... Uren gewacht tot de lucht minder grijs werd, maar helaas zonder resultaat en vertrokken we uiteindelijk in de pissende regen naar Khatgal. En koud dat het was in de regen en de wind: dit is geen vakantie!! Na uren verkleumd op het paardje te hebben rond gestapt, wil onze gids bij een ger thee drinken. Maar Elske maakt goed duidelijk dat we dat niet gaan doen. Khatgal is al te zien en het enige dat ze wil is in één streep doorrijden, ook al zijn onze handen zo koud dat we de teugels amper vast kunnen houden. De gids kijkt nogal beteuterd maar zet vervolgens de draf in! Even later doet hij nog een poging tot een thee pitstop en staat al naast zijn paard, maar bij het zien van Elskes hoofd stapt hij uiteindelijk toch maar weer op zijn paardje :D We zijn totaal doorweekt... Nog een nadeel van de biologische auto: ten eerste er zit geen dak op en ten tweede ze schrikken van plastic, dus regenponcho ho maar, hele paard op tilt. Uiteindelijk kwamen we na wat een eindeloze dag leek aan bij het MS Guesthouse en weten we niet hoe snel we bij de warme douche moeten komen!! Gelukkig brandt er al een vuurtje in onze ger en kunnen we ook gelijk al onze spullen die zeiknat geworden zijn te drogen hangen. Dus wij de tent ook maar even bij de kachel uitgevouwen. Hadden we zo netjes die scheur genaaid, vliegt zo de hele tent in de fik. Althans, zo ging het in het hoofd van de jongen van ons guesthouse, die zich helemaal het apelazerus schrok toen hij de tent zo dicht bij de kachel zag liggen. Op zich had hij wel een puntje, want als je een beetje je best doet met fikkie stoken, kun je prima in je nakie door de ger rondlopen en krijgt het staal van de kachel een aangenaam oranje gloed. Wel handig want in de winter is het er wel eens -50....??!!! BRRRRR!!!!

De volgende dag pakken we de minivan in de vorm van een auto terug naar Moron, waar we nog net op tijd de tweede en laatste dag van het Nadaam festival kunnen meepikken. Vanaf ons guesthouse konden we er lopend naar toe. Toen we bij de hoek van de schutting kwamen, was het alleen nog een groot veld over. En toen we daar liepen, werden we aan alle kanten in rap tempo voorbij gesjeesd door motors volgepakt met 3 tot 4 mensen, paarden in galop, auto’s, vrachtwagentjes met daarop nog paarden, trucks etc. Veel mensen waren gekleed in traditionele kleding. Het gaf ons een gevoel alsof er heel wat te gebeuren stond! Misschien kwam het ook omdat we het eindelijk presteerden om eens op tijd te zijn voor een festival ;-) Maar goed, de Nadaam dus. Wat zoiets zijn als de olympische spelen van de Mongoolse sporten. Denk aan races met biologische auto’s, soms ook tegen mechanische auto’s, worstelen natuurlijk, boogschieten, arend jagen en enkelbotschieten. In de praktijk lijkt het echter meer op een kermis. Waar je allerlei kermisspelletjes kunt doen, zoals proberen met mega botte dartpijlen extra sterke ballonnen kapot te gooien, met papieren ballen te zware blikken proberen om te gooien, een onmogelijke tijd aan een rekstok hangen en meer van dit soort spelplezier. Ondertussen wordt er geworsteld en paardgeraced, waarbij de hele massa toeschouwers naar de paardrijbaan of het worstelveld verkast. Zo wisten wij ook precies wanneer we waar moesten zijn, best handig. Paardracen wordt voornamelijk gedaan door kinderen die zonder zadel, want anders ben je geen echte man, in volle galop de finish proberen te halen. De meeste gaan echt keihard! Al was er ééntje die op een gegeven moment maar afstapte en lopend de finish probeerde te halen, al had zijn paard daar ook geen zin in... Het worstelen is lekker traditioneel. De worstelaars hebben een mooie traditionele outfit en ook de scheidsrechters zien er picobello uit. Voordat de, over het algemeen nogal grote, mannen elkaar te lijf gaan, vindt er een mooi dansje rondom de scheidsrechter plaats. De scheidsrechters doen overigens niet veel anders dan de hoedjes van de worstelaars vasthouden en ze af en toe een lekkere klap op de kont geven als ze lui bezig zijn. Het idee is dat als je op de grond gaat liggen, dat je dan af bent. En dat gaat soms best snel. Niet alleen de worstelaars hebben een traditionele outfit, ook toeschouwers zien er op hun Mongools best uit, wat fototechnische natuurlijk handig is. Sommige nemen ook hun paard mee, want dan kun je als je achteraan staat alsnog wat zien. Last but not least kun je er natuurlijk lekker eten. khuushuur met een verse salade met dille?! (wat krijgen we nu? Kruiden?!?) en BBQ stokjes die nog even worden opgewarmd op een open vuurtje door het BBQ meisje. Zo kunnen we met goed gevulde magen én sd-kaartje weer naar huis.

De volgende dag probeerden we uit te vinden hoe we met het openbaar vervoer in het westen of in het noorden kunnen komen. Maar de meneer van het guesthouse, de enige die Engels spreekt, is zelf niet aanspreekbaar. Er werd gezegd dat zijn vlucht vertraging en hij een jetlag had. Wij verdenken een flesje mongolian wodka... Na uren wachten, tijd die we nuttig hebben besteed om een stuk van ons verhaal over China te typen, kwamen we niet veel verder. Al onze vragen moesten worden uitgezocht en de volgende ochtend zou hij meer weten. Zo werkt dat hier in Mongolië en ons reistempo gaat hier drastisch omlaag. En eigenlijk bevalt dat wel ;-) Om de dag nog een beetje leuk af te sluiten doen we ‘s avonds een toertje naar de mysterieuze rendierstenen. Zo’n 2500 tot 4000 jaar oude stenen met wat abstracte afbeeldingen van rendieren erop. In Uushigiin Uver staan er 14 bij elkaar, in een super mooie omgeving. Helaas wel achter een hek. De om het slot heen gewikkelde ijzerdraad, moet nog wel even losgemaakt worden, maar dan kunnen we exploreren tussen de menhirachtige stenen Hier zien we ook nog een slang, die zich helaas veel te snel verstopte. We kunnen nog wat mooie plaatjes kunnen voor de zon, iets vroeger dan wij gepland hadden achter de wolken schuil gaat.

De volgende dag wordt het avond in plaats van de beloofde ochtend voor we meer informatie krijgen. Maar het blijkt in ieder geval dat we ook zonder paspoort, die ligt namelijk nog steeds bij de Chinese ambassade, een permit voor het gebied van de rendienen kunnen krijgen. Helaas geldt dat niet voor het westen. Ook het openbaar vervoer naar het westen werkt niet echt. Toen we bij de minivan stand vroegen of er vervoer naar Ulaangom was, werd er moeilijk gekeken en uiteindelijk werd er geroepen: ‘Moron - Ulaanbaatar, Ulaanbaatar - Ulaangom, good good!’ Good good?? Dat betekende dus 14 uur terug naar het oosten naar Ulaanbataar om de volgende dag te beginnen aan een rit van 42 uur richting het westen, een bus die waarschijnlijk weer langs Moron zou rijden?! Maar als dat toch de handigste weg was, konden we wel gelijk ons paspoort ophalen en konden we ook weer permits voor het Altai gebergte in het westen aanvragen. Oftewel, alle opties lagen nog open.

Maar de rendierstenen vonden we wel een goed voorproefje om rendieren eens in het echt te gaan bekijken. De Tsaatan stam zijn mensen die in het noorden van Mongolië leven met én van rendieren. De streek waar zij wonen heet Darkhad Depression en dat klonk nou niet heel uitnodigend. De grond noemen ze daar taiga, wat ongeveer betekent: super zompige grond waarvan het lijkt dat je erop kunt lopen, maar dan ineens tot aan je navel in de blubber zit. Maar we besloten toch maar te gaan :-) Die taiga betekent dus ook dat je er niet met de gewone auto kunt komen en de biologische variant weer ingeschakeld moesten worden. Maar voor het zover is, is het eerst wachten op mooi weer... Het regent hier namelijk pijpenstelen en aangezien er geen goten en riolering zijn, betekent dat het buiten één grote modderpoel is. Maar na twee dagen vertrekt er aan het einde van de dag eindelijk een Russische minivan richting het noorden. Want voor we op ons paardje kunnen stappen is het eerst nog 10-12 uur richting Tsagaannuur. Een rit die al snel de verharde weg verlaat om hard verder te hobbelen door het open veld en de bossen. Zo eentje waar Elske haar wagenziek pilletjes graag bij de hand had willen hebben... Gelukkig maken we redelijk snel een pitstop om te plassen en mogen we de backback nog even achter uit de auto halen. Snel maar twee pilletjes genomen en daar gaan we weer. Rond 22.30 stoppen we bij een paar met ledlampjes verlichte huizen die vanuit het niets opdoemen. Blijkbaar gaan we nog eten. En na eerst afgeslagen te hebben, is er gelukkig genoeg gekookt om toch een bordje Tsuivan te eten, die verrekte goed smaakt. Daarna hobbelen we verder en aangezien het zo hard geregend heeft, zijn de stroompjes die we moeten oversteken inmiddels flinke rivieren geworden... Nu blijkt de Russische minivan een soort van amfibie voertuig en er is maar één rivier waar we door een hele grote truck door heen getrokken moeten worden. Dit alles in het holst van de nacht. Hierdoor duurt de rit uiteindelijk zo’n 17 uur...

Bijna zijn we blij met de grijze regenachtige lucht als we rond 11 uur aankomen in Tsagaannuur. Want regen is geen goed weer om met de paarden op pad te gaan. En zo hebben we een heel goed excuus om die dag even bij te tanken in een guesthouse waar we heerlijk een houtkackel in ons kamertje hebben en we nog even fijn en warm kunnen douchen. Je moet wel even wachten tot het water war is want dat word ook met een houtvuurtje warm gestookt. Dat was in Moron niet meer gelukt; door de harde regen was het paadje naar douche helemaal blank komen te staan... De volgende dag is de lucht blauw en hebben we goede zin. Voor we kunnen vertrekken moeten we nog even langs de militairen om onze permits te laten zien. Deze zouden als het goed is gefaxt zijn... Dus lopen we eerst naar de bank, die in een houten schuurtje zit, want die blijken een fax te hebben die voor dit soort dingen misbruikt mag worden. De permit blijkt een nogal vaak gekopieerd papiertje waar onze namen met de hand bijgekliederd zijn. Dan kunnen we aangemeld worden bij de militaire basis. Onze gids vraagt om onze paspoorten, maar die liggen nog bij de Chinese ambassade... Dus gaan we zelf maar mee. Uiteraard blijkt het kopietje en onze eerlijke gezichtjes niet genoeg en vertrekt onze gids op de motor met iemand en staan wij nog maar te wachten. Na een tijdje komt hij terug met een officiële stempel op het eerder opgehaalde papiertje. En even later arriveert er ook een Russische minivan, hé het is onze taximeneer (hij bewaart trouwens zijn kauwgom achter zijn oor...), die uiteindelijk met onze permits op pad gaat. Na wat best lang wachten lijkt, komt hij terug en schijnt het oké te zijn, we mogen gelukkig toch nog naar de rendieren.

De paardjes worden weer bepakt en bezakt zoals we dat gewend zijn en na nog een 2 uur wachten op geen idee wat, gaan we op pad. Na zo’n 1,5 uur rijden stoppen we bij het huis van onze gids. Zijn kids springen hem tegemoet en binnen krijgen we thee en brood met boter en suiker. Fijn aangezien het inmiddels wel ruim tijd was voor lunch. Ook hier werd er een fles Mongolian Wokda tevoorschijn getoverd en die uiteraard eerst leeg moest voor we verder konden rijden. Daarna was het maar een heel kort stukje naar het huis van de gids van de twee Israëlische toeristen die tegelijk met ons vertrokken. Ook hier drinken we thee en eten we wat en dan kan de lange rit echt beginnen. De Israëliërs hebben duidelijk meer moeite met het drafje van de paarden. De een zit nog moeilijker en krampachtiger dan de ander. Blijkbaar wierp onze 6 daagse ervaring zijn vruchten af. Wel had Rogier een nog slechter zadel (blijkbaar was dat mogelijk) dan we bij de eerste trekking hadden. En dit keer had Rogier aan het einde van één rijdag een gat in zijn gat... De dag duurde wel wat lang, of dat leek op zijn minst zo, want we waren ook laat vertrokken. En toen ons om 17 uur werd verteld dat we nog zo’n 5 uur moesten rijden, brak het zweet ons, en vooral de Israëliërs, toch wel een beetje uit. Dat betekende dat we pas na het donker aan zouden komen. Maar goed, terug was natuurlijk geen optie en een tent hadden we ook niet, dus we moesten verder. Onze paardjes hadden daar duidelijk geen zin in en stonden om de haverklap stil om lekker mals en sappig grasbenzine te eten... Hoe harder wij ‘chuu’ riepen, hoe meer ze leken te gaan eten. We verdenken deze paarden er ernstig van uit Engeland afkomstig te zijn. In dat geval klinkt ‘chuu’ als ‘chew’ en volgden ze onze bevelen alleen maar keurig op... Na nogal wat nogal harde zweepslagen van onze gids lopen de paarden eindelijk soort van verder. En na een lange rit door het bos komen we bij het meer waar de Tsaatan mensen op dat moment hun tipi kamp hebben opgezet en zien we voor het eerst rendieren! WAUW! Dat was wel echt super gaaf! Echt sprookjesachtig mooie dieren en sterk want je kunt er als volwassene prima op rijden. Waarom zie je de kerstman nooit op Rudolf rijden eigenlijk? Nou ja misschien is de kerstman iets te zwaar met zijn dikke bierbuik... Aangezien het al laat was werden we gelijk de tipi ingeduwd waar we gelukkig nog op tijd waren om wat mee te eten. Soep met rendier vlees. Konden we gelijk even testen of ze ook sprookjesachtig smaken... dat is niet het geval, maar verder een prima soepje! Daarna was het tijd om een vuurtje te stoken in onze eigen tipi, want het werd behoorlijk koud ‘s nachts.

Als wij de volgende ochtend wakker worden, zijn de rendieren al lang en breed op zoek naar lekkere grasjes :-( We besluiten daarom maar om naar de met sneeuw bedekte top van één van de bergen te lopen. Niet de meest efficiëntste route over de bolders, maar het was wel erg mooi. Onderweg komen we nog de kudde rendieren tegen, die er bij het horen van een Russiche militaire helikopter helaas als een haas vandoor gaan. En dan bereiken we eindelijk de sneeuw. Mooi hoor, maar het loopt voor geen meter als er onder bolders en keien en smeltwater riviertjes zitten. Elske houdt het dan ook voor gezien als ze door de sneeuw zakt en een paar natte voeten haalt, terwijl Rogier nog even doorploegt naar de top, die geen top maar een groot plateau blijkt te zijn. Kun je verdikkeme nog niet zien wat er aan de andere kant van de berg zit. Natuurlijk maken we nog een sneeuwpop en dan is het tijd om terug naar het kamp te gaan. Maar de rendieren waren nog steeds niet terug... Pas toen de zon bijna onder was kwamen ze terug. Ze zijn echt super mooi en heel elegant en lichtvoetig terwijl ze best groot zijn. De Tsaatan kinderen van een jaartje of 3 lopen dan ook door de drukte van zo’n 200 rendieren heen zonder ooit aangetikt te worden door één van de geweien. Voor de wat oudere kinderen zijn ze prima biologische speelgoedautootjes. De geweien hebben in deze tijd van het jaar een vachtje dat gewoon zachter is dan een knuffelbeertje. Ze zijn ook heel aanhankelijk en grappig, want ze willen steeds het zout van je handen likken, vinden ze blijkbaar lekker?! Maar als je even niet oplet, wordt je bijna omver geduwd als ze op zoek zijn naar je handen. De volgende ochtend, toen wij op ons kookstelletje ons ontbijt probeerden te maken, kwamen ze heel nieuwsgierig even kijken. Hoe bescherm je een kookstel tegen zes nieuwsgierige rendieren? Schade: de opberghoes heeft een paar deuken maar het ontbijt is nog heel, kunnen we dat mooi kapot kauwen.

Na drie nachtjes logeren bij de rendieren is het tijd om terug naar Tsagaannuur te rijden. We hebben een lekker tempo en zijn we redelijk op tijd weer bij het huis van onze gids. We krijgen een groot bord met gekookt vlees en een soort deeg voorgezet, samen met natuurlijk de suutei tsai en ook nog brood met boter en suiker. Hier hebben we heerlijk van gesmuld voordat we het laatste stukje, met de onweer op de hielen, terug reden. De kids deden nog gekker dan de eerste keer en zijn duidelijk blij hun papa weer te zien. Zo blij dat ze van verdriet moeten huilen als hij ons het laatste stukje wegbrengt. Onderweg ligt er weer een man passed out ergens in het veld... Onze gids ziet al snel een wodkafles liggen... Mongolian Wodka... Ja, zo zagen we er in Moron ook al eentje liggen. Mongolian wodka good good... We weten het niet zo zeker... In Tsagaannuur slapen we weer bij Erdene’s guesthouse, waar de mevrouw ons nog heel lief zelf gemaakte vis khuushuur komt brengen! Jummie!

Om weer terug in Moron te komen, moeten we weer een Russische minivan regelen. De volgende ochtend gaat er ééntje, maar de mevrouw van ons guesthouse zegt er wel bij dat ie heel vroeg gaat. Op de vraag hoe vroeg, antwoordt ze: ‘11 uur!’ Haha! In Mongolië is dat vaak echt vroeg en hoef je voor 9 uur echt nergens leven in de brouwerij te verwachten. Uiteindelijk vertrekken we rond 13 uur en hebben we zitplekken voorin geregeld. Nouja, één echte zitplek en de ander is een plek waar je kan zitten, zij het, zo wordt na drie hobbels (lees: binnen een minuut) duidelijk, wat ongemakkelijk ;-) Ook wordt die plek nogal oncomfortabel warm, omdat het blijkbaar bovenop de motor is. Maar goed voorbereid met wagenziek pilletjes en een goed zicht op de ‘weg’ is het een avontuurlijk ritje door het mooie landschap. Dat gelukkig wel wat opgedroogd is en we na zo’n 10 uur rijden terug in Moron zijn. Met naast de standaard hobbels en kuilen als enige hindernis een soort kangeroemuizen die de neiging hadden op precies voor de auto te gaan hupsen, en onze chauffeur erg zijn best deed om ze ze precies tussen de wielen door te laten gaan. Na een wat korte nacht pakken we de volgende ochtend gelijk de bus naar Ulaanbaatar. Een echte schoolbus die ooit door Unicef is geschonken... Na 1,5 uur rijden stoppen wel al en is het blijkbaar de bedoeling dat we gaan eten. Nu zijn wij niet vies van eten, al is het in Mongolië niet echt geweldig... Maar goed, rond kwart voor 12 hebben we de lunch achter de kiezen en karren we in één streep door naar Ulaanbaatar, waar we rond 23 uur aankomen. Gelukkig hadden we nog wat droge broodkoekjes van de trekking over om als avondeten weg te kauwen. In Uaanbataar hadden we weer ons vaste guesthouse gereserveerd, dus dat was relaxt. Alleen nog even onze backbacks uit de laadruimte halen en dan konden we de taxi in. Heel grappig bleef iedereen netjes wachten tot de busboy de kleppen van de laadruimte openmaakte. Toen de bagage er die ochtend ingestopt moest worden was het één grote duw- en trekpartij om je spullen maar als eerste kwijt te kunnen. Maar nu stond iedereen dus netjes te wachten. Totdat de luiken opengingen... En toen was het weer een groot geduw en getrek. Naar ons idee werkt dat niet echt sneller, maar ja, je staat er wel tussen. En dan ineens gebeurt het je toch. Rogier roept: Ik ben gerobbed!!

Het vorige verhaal was zo lang geworden, dat we onze belevenissen in Mongolië maar in twee etappes posten. Deze post over de eerste 27 dagen is alleen niet echt korter geworden... Hopelijk lezen jullie het met plezier en zien we jullie reacties graag weer op de weblog! Vanaf ons strandhutje typen we snel verder over de laatste 20 dagen.

Dikke kus vanuit Zuid Korea!

The great 'walls' of China

Eindelijk weer eens tropisch warm, eigenlijk net te warm en net te benauwd, maar het geeft wel zo’n lekker vakantie gevoel. ‘s Ochtends je ogen wat moeilijk openen tegen een te felle zon in een helder blauwe.... nee groene lucht?!? Zon door het tentdoek en herinneringen aan een heel goed huwelijksfeestje sijpelen wat brakke hoofdjes binnen en de eerder vet goeie plannen van huwelijksfeestjes, kamperen en strandfeestjes voor en op de dag van vertrek van onze sabbatical lijken uiteindelijk minder handig. Maar dat leuk en verstandig nou eenmaal niet altijd te even goed samen gaan, wisten we natuurlijk al lang. Blote voetjes en strand gaan het daarentegen wel goed samen. Pose voor de camera, groepsfoto en met een groepsknuffel afscheid van de Utreg mattiez. Daarna snel de trein in, naar een nog veel te vol huis, familie die ‘te vroeg’ komt en moet helpen opruimen (sorry!!), nu toch wat stijgende stress levels en één ongepakte tas... Na de ‘schuif-alles-in- willekeurige-tassen-en-dozen’ techniek te hebben toegepast, is het ruim tijd om naar Schiphol te gaan, waar de rest van de familie wacht en waar we nog net tijd hebben voor een drankje voor we afscheid moeten nemen.

En dan begint het echt! Op weg naar onze eerste tussenstop, Moskou, waar we om 4:30 uur ‘s ochtends aankomen. We hoeven gelukkig maar 4 uur te wachten op onze volgende vlucht, op bankjes die duidelijk niet gemaakt zijn om op te liggen, maar wat met yoga master skill level 99 wel lukt. HA! E&R vs Bankjes ontwerpers 1-0. De volgende vlucht brengt ons naar Shànghai! Waar we na een lange taxirit over eindeloze flyovers en meerdere ‘nu-zullen-we-er-toch-wel-écht-bijna-zijn’ momenten, rond 2 ‘s nachts aankomen. Slapen! Fijn!

Eindelijk weer eens tropisch warm, eigenlijk net te warm en net te benauwd, maar het geeft wel zo’n lekker vakantie gevoel. ‘s Ochtends je ogen wat moeilijk openen tegen een te felle zon in een helder blauwe.... nee grijze lucht?!? Oh ja, in China was de lucht bijna altijd grijs... Tijd: half 4 ‘s middags... Vanaf nu mag dat ;-) Wel lijkt het of de great wall of China al onder onze ogen door kronkelt maar okay... Op zoek naar avondeten dan maar. Onder de deur van onze hotelkamer zijn wat plaatjes doorgeschoven van rondborstige Chinese dames met telefoonnummer. Als we de gang opkomen zien we een jochie van een jaar of 4 druk bezig dezelfde plaatjes te verzamelen. En wie zijn wij dan om de beste jongeman niet helpen bij zijn missie. Eenmaal onze kop buiten de deur van het hotel bekruipt ons het gevoel ‘waar staat ons, uit nood op de Chinese ambassade ‘anders krijg je je visum lekker niet’ geboekte hotel’ eigenlijk? Midden tussen flyovers langs een nogal drukke weg. Niet echt wat je noemt gezellig, maar ach, first things first: eten zoeken! Al snel vinden we onze favoriete straatsnack ‘squid on a stick’, fijn! Dat we nogal slecht voorbereid vertrokken zijn, bleek toen we niet konden pinnen... Na tig banken geprobeerd te hebben, begon er iets te dagen over dat onze passen blijkbaar nog op ‘pinnen binnen Europa’ stonden. Ook waren we nogal ontgoocheld over het feit dat China het internet ontgoogled had en kwamen de yuannetjes die Elske van haar collega’s had gekregen meer dan goed van pas!

De volgende dag is het tijd om Shànghai (15 miljoen!! mensen) te verkennen. Ons hotel blijkt nogal al ver van de metro te zitten, maar... Lopen is gezond! Ons nieuwe motto... Aangekomen in het centrum is het tijd om The Bund te verkennen. Het klinkt Duits, maar het is een boulevard vol met jaren ‘30 downtown New York-stijl gebouwen. Aan de overkant van de rivier is het financiële centrum Pudong dat vol staat met mega hoge en architectonisch verantwoorde gebouwen. Daarna slenteren we de ‘french concession’ in, waar meer koloniale overblijfselen te zien zijn. Maar ja, als we westerse gebouwen hadden willen zien, hadden we ook in Nederland kunnen blijven ;-) Stiekem vonden we het hoogtepunt van de dag dan ook een piepklein restaurantje in een poortwachtershuisje waar ze heel goed eten hadden. We hebben maar gelijk een exemplaar van de menukaart gevraagd en aan laten vinken wat we gegeten hadden, zodat we dat bij communicatieproblemen nog eens ergens konden vragen. Inmiddels is het donker geworden en pikken we de typische skyline van Shànghai by night nog maar even mee, die verrassend mooi is! Aangezien je moet stoppen op je hoogtepunt leek het ons de hoogste tijd om Shànghai te verlaten en ons lijstje van Boeddhistische bergen uit te breiden met Putuóshan. In een perfecte wereld zouden we een direct bootje kunnen nemen vanaf Shànghai om ons de volgende dag te begeven op een eilandje met bergen, stranden, wierook walmen en heel veel tempeltjes. De realiteit: uren zoeken naar ticket/tourist offices en boten die 3 uur vroeger vertrekken dan aangegeven in de LP. Resultaat: geen ticket omdat we simpelweg te ver aan de andere kant van de stad zitten om de boot van die middag te kunnen halen en de volgende boot gaat pas over 2 dagen. Gelukkig vinden we wel een dumpling tentje, waar we grootste portie (blijkt achteraf) dumplings bestellen, niet verstandig maar wel erg lekker! Met veel te volle magen kunnen we over plan B nadenken.

Plan B is de trein pakken naar Suzou, waar we in het donker arriveren op een gigantisch treinstation. De Chinezen zijn sowieso masters in het bouwen van gigantische gebouwen. Suzhou is een grote stad (ongeveer 6 miljoen mensen), maar waar het centrum nog verdacht veel lijkt op hoe het er tijdens de Ming/Qing dynastie uitzag. Een authentiek Chinees kanaal stadje, zo mooi dat zelfs in het zomerpaleis van de keizer in Bejing een replica te vinden is. Geheel volgens Chinese stijl zitten de oude karakteristieke gebouwtjes tegenwoordig helemaal volgepropt met toeristenwinkeltjes, uiteraard vergezeld van heel veel Chinese toeristen, die zich volladen met drankjes met ledlampjes erin, gestoomd snoepgoed in de vorm van visjes en appels (die komkommers bleken te zijn) die op mannetjes lijken. In vroegere tijden ging het in Suzhou vooral om wie de grootste... tuin had. En tuinieren konden ze hartstikke lekker in China. Schitterende bamboe, mooie ronde poortjes, vijvers met héle grote goudvissen of vol met mooie lotusbloemen, paviljoentjes gepositioneerd op heuveltjes en gebogen bruggetjes. Maar het meest kenmerkend zijn toch wel rotspartijen gemaakt van stenen met gaten uit Lake Tai. Dat is wel echt een dingetje. Sommige schijnen op leeuwen te lijken, maar voor de kinderen lijken ze vooral op een klimrek. Stonden er niet overal bordjes met ‘niet op klimmen’?! Verzadigd na een dag vol tuinen, was het de volgende dag tijd om de overige tempels, pagodes en stadsmuren af te tikken.

Volgende bestemming is Hángzhou. Voordat de bus mag vertrekken van het busstation wordt gecontroleerd of iedereen z’n gordel wel om heeft. Zo gaat dat iedere keer; riemen vast en daar gaan we! Dit keer komen we aan op een iets minder groot busstation, maar al gauw blijkt dat ook deze niet is waar wij dachten dat ie zou zijn... Al turend op ons kaartje waar we nu toch weer uit de bus zijn gekickt, blijkt er een meisje over onze schouders mee te loeren. Geen idee hoe lang ze daar al stond, haha! Wij nog wel denken dat ze alleen Ninja skills in Japan hebben. Helaas werden we naast onherkenbaarheid ook verwelkomd door een dik grijze lucht vergezeld van zijn vriendje regen... bah! Na van het kastje naar de muur gestuurd te zijn, vonden we een bus die ons dichter het centrum in bracht. Uiteindelijk komen we, na een niet zo soepele zoektocht naar een hotel, drijfnat in een super stylish youth hostel aan. Alle youth hostels in China zien er echt heel goed uit. Eigenlijk te goed. Met gratis wifi, chille gemeenschappelijk ruimtes, glazen badkamers etc. Maak je een foto, dan kan hij zo in de vt wonen glossy. Echt goedkoop zijn ze daarentegen niet... En in het weekend zijn ze nog duurder... tenzij je een beetje goed bent in afdingen. Een kleine ruzie tussen het personeel later heb je dan in ieder geval de weekprijs in het weekend :-) Met ruim 6 miljoen inwoners is Hángzhou zeker geen kleine stad te noemen. Toch, door de ligging aan heuvels en het mooie West Lake, best wel prettig. Tijd om die eens te gaan exploreren. Helaas is het zondag maar geen zon-dag en dat betekent regenjas aan. Zucht. We beginnen aan Leifeng pagoda. Als je te lui bent om naar de voet van de pagode te lopen, kun je gewoon met de roltrap! Zulke dingen zie je waarschijnlijk alleen in China. Daarna kun je in de pagoda tig trappen op voor mooie views van het meer. Nu denk je, hoe kun je een meer mooier maken? Het Chinese antwoord zou zijn: leg verschillende bruggetjes en wandelpaden dwars over het meer aan. Zo gezegd, zo gedaan. Dus hebben we daar maar dankbaar gebruik van hebben gemaakt samen met heel veel andere Chinese toeristen, die zich allemaal in lange gekleurde doorzichtige regenponcho’s hadden gehuld en vervolgens onder paraplu’s liepen. De Chinezen hebben de regenponcho trouwens wel gemastered, zo zijn er poncho’s met klepjes zodat je nog steeds bij je rugzak kan en zelfs poncho’s voor je scooter (welke allemaal elektrische zijn, lekker stil, soms zo stil dat je steeds omver gereden wordt). Na alle paraplu’s en selfie-sticks met succes ontweken te hebben, gingen we de heuvels in, waar het gelukkig een stuk rustiger was en vol staat met mos overgroeide tempeltjes, grot tempeltjes en stenen poortjes (pailou). Tijdens de wandeling, die wij op zijn hoogst als mild zouden bestempelen, staan er overal bordjes met serieuze trekking tips en hoe gezond je wel niet bezig bent. We zijn blijkbaar lekker bezig! Top! Over toppen gesproken, bovenop de heuvel staat de Boachu pagoda. Een bakstenen pagode, die mooi afsteekt tegen de moderne stad. Helaas is het nog steeds niet opgehouden met regenen en blijken onze regenjassen ook niet zo lang regenbestendig te zijn. We beginnen zelfs best jaloers te worden op een paraplu... Tijd om terug te gaan, waar we bij aankomst bij ons hotel, weer drijfnat zijn met als extra bonus een dikke plas water in de rugtas. Dit is geen vakantie!!

Tijd om de regen te slim en te snel af te zijn en de hypersnelle trein naar beter weer te pakken. Met een slordige 300 km/u zijn we zo in Nánjing, waar we een paar uur overstap tijd hebben. Die kun je natuurlijk al luierend met een boekje doorbrengen, maar we besluiten om maar eens even te checken hoe snel de metro van Nánjing is, zodat we nog net even de stadsmuur van Nánjing er in kunnen fietsen. Die vooral heel dik is en op sommige plekken wel 4 toegangspoorten had. We lunchen met een Chinees broodje shoarma. Een vers gebakken broodje in een stenen ovenpot, met fijn gehakt vlees en groene peper. Erg lekker! 2e ronde graag en dan graag 2 broodjes ieders :D! Daarna snel de metro terug en we gaan op weg naar Ji’nán, 600km verderop waar we in een uurtje of 2 zouden zijn. Maar de trein blijkt ook in het kleinere Tái'an te stoppen, wat ons eigenlijk een betere eindbestemming lijkt. Na wat gehassle met taxichauffeurs die vrij stellig zijn dat er geen bus meer is, bereiken we lekker toch het centrum per bus. Als je denkt dat de bus of trein namelijk in centrum van de stad stopt, heb je het goed mis! En met een beetje pech is er een busstation voor elke windrichting, wat overstappen niet echt heel handig maakt. In het centrum blijkt dat vragen naar een goedkoop hotel aan dronken studenten een goed plan is, aangezien die prima weten waar de goede goedkope hotelletjes zitten :-) Al gingen ze niet heel snel... Maar dat maakt niet uit, want het is droog!

Op het programma voor de volgende dag staat één van de mooiste tempels van China, de Dai tempel. Erg mooi omringt door een soort van stadsmuur en vol met bonsai boompjes, stenen met gaten en stenen schildpadden met pilaren met inscripties op hun rug. De tempel zelf was ook zeker heel mooi en uiteindelijk slenteren we de hele middag over het tempelcomplex, genietend van het lekkere weer en de relatieve rust. Relatieve rust, want ook hier waren weer tourgroepen met Chinese toeristen die begeleid werden door een gids die alles via een soort megafoon vertelde...terwijl Chinezen van zichzelf al vrij goed zijn in schreeuwpraten. De volgende dag maakten we een dagtripje naar Qufù, de geboorteplaats van Confucius en het Confucianisme. Het grootste tempelcomplex, op de verboden stad na, maar zeker niet het mooiste! De Dai tempel van de vorige dag was een stuk mooier. Confucius zelf ligt begraven in een nabijgelegen bos. Vrij sobertjes in een aarden heuvel. Het hele bos ligt overigens vol met dit soort heuveltjes waar leermeesters van het Confucianisme begraven liggen. De volgende dag was het tijd voor wat actief gewandel.

En daar zaten we dan op een mooie donderdag ochtend. Een beetje vroeg. Te wachten op ons noodlesoup ontbijtje. De dag ervoor hadden we hier ook gegeten en het ‘noodle meneertje’ hielp ons met onze Chinese uitspraak en het tellen tot 10 op 1 hand. Het Chinees gaat ons een stuk beter af dan de vorige keer en herkennen steeds meer karakters. Maar goed, we zaten dus niets vermoedend op ons soepje te wachten toen de mevrouw ineens met een tafeltje van buiten het mini restaurantje in gerend kwam. Toen we opkeken doolden er een man of 10 politie sterk over de stoep en die waren alle tafels en stoelen die nog buiten stonden in hun laadbak aan het gooien?! Blijkbaar mocht het ‘noodle meneertje’ niet buiten op straat verkopen... Maar hallo zeg, hoe lomp kan het gaan?!! Zelf konden ze er nog wel om lachen en waren ze blij dat ze nog 1 tafel gered hadden en moesten ze geloof ik wel lachen om onze verbouwereerde koppies. Met de politie in Tái’an moet je sowieso niet klooien, want we zagen al eerder een straat vol restaurantjes waar het er wel erg op leek of de mensen 1 dag hadden gekregen om ergens anders naar toe te verhuizen. De volgende dag stond er een flink aantal ME busjes in de straat die er wel even voor zorgden dat de straat echt leeg was en werden de gebouwtje met graafmachines tegen de vlakte gemaaid. Na de consternatie bij ons restaurantje was het business as usual en aten wij ons noodlesoupje als krachtvoer. Tijd om weer een Boeddhistische berg af te vinken: Tài Shan! Een echte Chinese berg, wat zo veel betekent als dat de hele weg naar de top één grote trap is. En laat traplopen nou net onze favoriet zijn... Not! Maar goed, trappen dus! Met 6000 traptreden een prima dagje uit voor het hele gezin, vinden veel Chinezen. Die met veel gesteun en gekreun én met baby’s en kleine kinderen omhoog sjouwen. Maar respect, uiteindelijk komen de meeste mensen toch bovenaan de berg. Onderweg zijn er veel tempeltjes, dus is het niet alleen maar je lichaam aanzwengelen om je voet op de volgende traptree te krijgen. Na zo’n 3,5 half uur traplopen en nogal veel pauzes in de vorm van selfie sessies met Chinese mede traplopers, komen we op de top aan. Bleek dat de zon, die ons de weg omhoog zo heerlijk verwarmde, inmiddels was weggekropen en we voornamelijk mist hadden. Dat voelde vertrouwd ;-) Bovenop zijn er nog meer tempels en kregen we uiteindelijk toch nog een redelijk onmistig en mooi uitzicht! Top! Kunnen we weer 6000 traptreden naar beneden en trakteerden we ons op een lekker etentje.

Na deze inspanningen reizen we de volgende dag naar het door stadsmuren omringde boerendorpje Zhujiayù. In de bus zit een mevrouw voor ons met een baby’tje. Op enig moment wordt, nogal rap, de emmer die als prullenbak dient gepakt en wordt het baby’tje met blote billetjes boven de emmer gehangen. Althans dat was de bedoeling... En zien we de poep half in de emmer en half op de grond vallen. Het werd daarna wel netjes schoongemaakt. Niet alle kleine kindjes dragen luiers en vaak zien we een gat in de broekjes, zodat snel gehandeld kan worden als de nood hoog is ;-) Ook is de bus een prima plek om even je nagels bij te knippen. Op een gegeven moment worden we op een kruising gedropt en moeten we nog 2,5 km lopen. Ware het niet dat er net een klein tractortje langs komt en ons een lift aanbiedt, jeuh! Achteraf volgt wel een verplichtte donatie... Deze zet ons af bij een nogal grote tickethal die helemaal leeg lijkt. Bij de poort aangekomen blijkt toch echt dat we in die megahal een kaartje moesten kopen en halen we onder escorte een kaartje. Het dorpje is lekker rustig, al duurt dat niet lang meer aangezien er een toeristendorp naast gebouwd wordt ter grote van het dorpje zelf... Na ingecheckt te zijn in ons schattige hotel gaan we op verkenningstocht. Geheel a-chinees is het dorpje totaal niet gerestaureerd en daardoor wel heel erg vervallen. De grote muurschildering van Mao staat er nog wel erg goed bij. Niet helemaal wat we er van verwacht hadden, maar we zijn wel de enige toeristen! De volgende ochtend is het blijkbaar weekend, want het dorpje wordt inmiddels overspoeld met Chinese toeristen. Er staat inmiddels ook een bak met schorpioenen klaar die je kunt eten. Helaas was de frituur nog niet opgesteld en konden we ze niet proeven...

Next stop wordt Shíjiazhuang. Afhankelijk van hoelang de busrit duurt, maken we meerdere pitstops bij vaak grote ‘service area’s’ met restaurants, een supermarktje en een wc. Nodig dat ik moet sjouw ik snel richting toiletgebouw om op de drempel abrupt stil te staan; ik kijk ineens naar wel 15 plassende vrouwen. Een snelle overweging of ik echt heel nodig moet, en ik loop toch maar weer weg. Hoewel we best veel gewend zijn, qua gat-in-de-grond-wc’s en de geur die daar bij hoort, dit was nog even too much. Waar waren de hokjes, of op zijn minst de schotten tussen de plasgoten??! Een dag later zit je echter wel gezellig met (maar) drie op een rij en de wachtrij die kijkt hoe jij probeert je evenwicht te bewaren als je gehurkt zit te plassen ;-) In Shíjiazhuang komen we voor de verandering eens niet op een busstation kilometers buiten de stad aan, maar weten we gelijk waar we zijn. In het centrum en we zien ook al overal hotels (de karakters voor hotels kennen we inmiddels, al omschrijven we ze met hulpmiddelen als ‘een soort van huisje waar vlammen uitslaan’ haha!). We denken: fijn, eindelijk eens niet met onze rugtassen de hele stad door dwalen! Maar wat blijkt, geen enkel hotel accepteert buitenlanders... GRRRR! Wat is dit nu weer...?!! Na dwalen en dwalen door de stad en hotel in en hotel uit, in en uit, in en uit, worden we uiteindelijk door een vrouwtje een appartementencomplex ingeloodst. Waar op de 10e verdieping een soort van hotelreceptie zit met een vrouwtje wat nogal goed in schreeuwpraten was. Onderhandelingen gingen ook al niet zo soepel en ze dacht dat als ze nog harder ging schreeuwen we het dan wel verstonden. Ehh nee dus... Uiteindelijk komen we uit in een vet grote kamer op de 26e verdieping. Gelukkig, we hoeven toch niet op straat te slapen. Je moest alleen niet onder het bed kijken, want daar is de laatste 10 jaar niet schoongemaakt... Pluspuntje van Shíjiazhuang is de straatbbq en hebben we lekker gesmikkeld! En de volgende dag gelijk ook maar. Al werd ons toen iets de eetlust ontnomen toen er een schildpad voor onze ogen geslacht werd en dat ging nou niet echt bepaald diervriendelijk. Ook hebben we ons wel wat verwonderd over de rotzooi die Chinezen tijdens het eten kunnen maken. Alle stokjes, servetjes, bierflessen en geen idee wat nog meer, ligt overal. Op de tafel en in een wijde boog eromheen. Foto zijn we helaas vergeten te maken van onze eetburen, die daar heel goed in waren, met ontblote bast of op z’n typisch chinees met t-shirt opgetrokken over je bierbuik. In Shíjiazhuang zelf is niet echt wat te beleven en het diende meer als basis voor een dagtripje naar Zhèngdìng. Een dorpje een uur verderop waar allerlei verschillende stijlen tempels en pagodes staan. En... de grootste stenen schildpad van China. Deze hebben ze pas in 2007 opgegraven tijdens wegwerkzaamheden. Ook staat in 1 van de tempels een enorm bronzen Guanyin beeld van ruim 21 meter.

We wilden graag richting kust voor een paar relaxte stranddagen in Qingdao, maar het slechte weer pestte en achtervolgde ons (noooooo! Hadden we al gezegd dat de Tsingtao brouwerij daar ook staat?!). Change of plans dan maar weer en zijn we verder landinwaarts gereisd in de hoop op blauwe lucht en zon. Píngyáo werd onze volgende stop. Volgens de LP waarschijnlijk het best bewaarde oude ommuurde stadje in heel China, waar ook nu nog steeds mensen wonen. Voor ons was het vooral weer één grote toeristische attractie. Dit keer ook met westerse toeristen, die waren we eigenlijk nog niet tegengekomen. Aangezien wij niet zo fan zijn van alle souvenirwinkeltjes, zijn we de tunnels in Zhangbì gaan bekijken. Dat betekende eerst de bus naar Jièxiu en vervolgens een taxi voor het laatste stukje de heuvel op. We dachten duidelijk met chauffeur afgesproken te hebben dat hij op ons zou wachten zodat we ons vervoer terug veilig hadden gesteld, maar eenmaal aangekomen wilde hij dat we hem vooraf betaalden. Dat leek ons geen goed idee en werden we zo ongeveer meegesleept naar een meisje dat een beetje Engels sprak, zodat zij kon uitleggen dat hij niet van plan was te wachten, maar dat we hem konden bellen als we opgehaald wilden worden... Ehh, nou laat dan maar zitten. Inmiddels hadden we door dat er ook een bus ging en als lowbudget reizigers pakken we liever een bus! De tunnels deden ons een beetje denken aan de Vietcong tunnels in Vietnam. Al waren deze wel een stuk ruimer en zijn er maar liefst 3 verdiepingen. Met kijkgaatjes naar andere verdiepingen zodat gespiekt kon worden waar de vijand zich bevond als deze tot de tunnels waren doorgedrongen. De 1500m aan tunnels zijn gegraven aan het einde van de Sui dynastie door het leger maar uiteindelijk nooit echt gebruikt. Dat vonden we maar zielig dus zijn wij maar 2x de tunnels ingedoken, al moeten we er wel bij zeggen dat lang niet de volle 1500m te bewandelen was. In de bus op de terugweg probeerde een meisje twee rijen voor ons ongezien een selfie te maken met ons erbij op. Stonden we tot haar grote schrik met z’n 3en met 2 vingers in de lucht op de foto. Lol!

Vanuit Píngyáo pakken we de bus naar Qìkou, een heel klein dorpje wat goed te omschrijven valt als één straat met huisjes. Behalve de beste broodbakker tot nu toe ontdekt, was daar niet zoveel te beleven. Vlak daarbij was de spot waar het ons om ging, Lijiashan. Een dorpje dat bestaat uit huisjes die uitgehakt zijn in de rotswand. Een lekker stukje wandelen verder, want je weet ‘lopen is gezond’, kwamen we uiteindelijk bij het dorpje aan. Bizar als je bedenkt hoeveel werk het geweest moet zijn om de woningen uit te hakken uit de rots. Maar wel slim, want lekker koel in de zomer en warm in de winter! Het dorpje was mooi gelegen in een kloof en na wat rondgeslenterd te hebben, besloten we nog wat meer toe te geven aan onze exploratiedrang en wat verder de berg op te wandelen tot we een top hadden bereikt. Vanaf daar hadden we een leuk uitzicht op het dorpje en om de omgeving. Van heel veel wandelen krijg je ook heel veel dorst. Gelukkig hebben de Chinezen daar wat op bedacht door om de zoveel meter langs de weg watermeloen-verkopers te plaatsen. Na het wegen van een, nogal wat grotere meloen dan we zelf uitgezocht zouden hebben, bleek dat we ‘maar liefst’ 8 yuan moesten betalen (iets meer dan een euro :-). Voor we oké konden zeggen was de meloen met een groot kapmes al in parten gehakt en werd een metalen plaat voor ons vrijgemaakt zodat we schoon konden zitten. En toen smullen maar! We weten dat we goed kunnen eten, maar gezien het formaat van de meloen zouden we na het eten alle twee een zwangere buik moeten hebben en verbaasden onszelf toch een beetje over hoe snel die hele meloen in onze buikjes zat :D Daarna nog even de tempel van Qìkou bezocht, waar mensen om de beurt gingen zingen en alle locals die in de tempel zaten te chillen gingen joelen en applaudisseren, haha.

De bus richting Wutái Shan vertrok rond 6 uur in de ochtend. Gezien onze ervaring met het eerder vertrekken van bussen besloten we ruim op tijd naar het ‘busstation’ te gaan en wilden we rond 5:15 uur richting bus lopen. De avond ervoor hadden we al betaald, dus we konden zo vertrekken. Dachten we... Blijkbaar had de hoteleigenaar de deuren van buitenaf met een hangslot dichtgemaakt en zaten we dus opgesloten... Gelukkig waren er nog meer deuren die van binnenuit met een schuifje waren dichtgemaakt en zijn we uiteindelijk maar via die deuren vertrokken. Blijkbaar is betalen gelijk aan uitchecken... we hadden al zo’n vermoeden aangezien we de avond ervoor op een gegeven moment ook al geen water meer hadden... Om in Wutái Shan te komen moesten we nog een keer overstappen. Een niet al te soepele overstap van 2 uur stadsbussen van het westelijk busstation naar het oostelijk bus station en vervolgens stapten we in Wutái Shan ook nog te vroeg uit. Wat betekende dat we onnodig een stuk met onze rugtas, in de regen, moesten lopen op zoek naar een hotel. Beetje jammer!

Hotels zijn er dan wel weer genoeg, of laat zeggen te veel! Het hele dorpje Wutái Shan bestaat zo ongeveer uit hotels en restaurants en toeristenwinkeltjes (zelfs ééntje waar ze de lang gezochte gedroogde gesuikerde gember verkochten, waar Elske al 5 jaar naar ‘zoekt’). Wutái Shan ligt in een vallei tussen vijf bergen en rondom Wutái Shan bevinden zich tientallen tempels en kloosters waar ook heel veel monniken uit Tibet, Korea etc. komen. Dat geeft toch gelijk een ander sfeertje, doordat zij in hun mooie gekleurde gewaden met gebedsrollen en kralenkettingen over straat lopen. Helaas waren we er in het weekend en was het knetterdruk, maar we hebben zeker genoten van de verschillende stijlen tempels. Bij één van de tempels werden ook opera voorstellingen gegeven. Daar had je gewoon bij moeten zijn ;-) Tempels worden ook vaak bovenop de top gebouwd, dus was het ook wel weer klimmen/traplopen geblazen. Blijkbaar was dit ook een hele speciale tempel, want op de lange trap omhoog waren veel mensen die al biddend omhoog liepen. Dat bidden is niet gewoon je handen vouwen, maar houdt in dat je om de paar treden knielt en voorover op de trap gaat liggen, overeind komt, maximaal een paar treden loopt en weer knielt en voorover over de trap gaat liggen. Net zolang tot je boven bent. Naar beneden lopen ze wel gewoon. Voor deze actie zijn er dan wel weer knie-lapjes te huur, zodat het niet al te veel pijn doet ;-) Aangezien het niet lukte om via een bus of taxi naar de top van één van de pieken te gaan om vervolgens naar beneden te wandelen, hebben we tegen de avond nog maar een paar extra tempels bezocht. En toen we teruggingen kwamen we langs straatkraampjes waar ze de ‘shoarma broodjes’ verkochten, wat we als avondeten namen. Om iedereen te sponsoren besloten we bij verschillende kraampjes te kopen. Bij de tweede hadden ze echter geen vlees, maar paddenstoelen en laat Wutái Shan nou net bekend staan om zijn paddenstoelen. Ook hebben we nog een straatsnack geprobeerd die we al vaker hadden gezien. Een pannenkoek die na even bakken wordt opengeprikt om er vervolgens een ei in te gieten en daarna wordt er een soort knakworstje met wat kool opgedaan en opgerold. En het was lekkerder dan verwacht. Helaas was het ‘s nachts nog een keer ‘genieten’ van de paddenstoelen. Alles moest eruit maar leuke kleurtjes of zo ho maar. Als Rogier er nu, zo’n 4 weken later, draait zijn maag zich nog om bij het woord paddestoel, brrrr! Dat Wutái Shan bekend staat om zijn paddenstoelen zullen we in ieder geval niet snel vergeten. Maar, in ieder geval hebben we wel weer een Boeddhistische berg afgevinkt!

Nog half ziek en gewapend met bananen, cola en ladingen loperamide waagden we ons toch maar in de bus richting Dàtóng om de Yungang caves, die daar in de buurt liggen, te bekijken. Met de bus daar aangekomen, vragen we ons af of wel goed zijn. We staan weer voor een enorm luxe gebouw en zien helemaal geen grotten... Maar het blijkt de ticketoffice te zijn, waarna je via een enorm tempel complex uiteindelijk bij de grotten uitkomt. In de grotten zijn zo’n 51.000 boeddha’s, nee we hebben ze niet geteld, uitgehakt en beschilderd, naar het schijnt door 1 iemand, die daar 60 jaar van zijn leven lekker mee bezig is geweest! Niet alles is even goed bewaard gebleven, maar het was wel super mooi. Wel waren we een beetje teleurgesteld dat de mooiste grot voor ‘dagelijks onderhoud’, wat de hele dag duurde?!, gesloten was, naast best veel andere grotten waar je niet echt of echt niet in kon :( In Dàtóng is verder nog de grootse geglazuurde ‘dragonscreen’ van China, een muur met 9 draken die tempels beschermen tegen kwaden geesten. Helaas waren deze draken daar niet echt goed in, want van de tempel was niets over...

En zo zijn we inmiddels redelijk noordelijk gereisd dat het tijd wordt voor Beijing. Hoewel het niet onze echte laatste stop in China wordt, voelt het wel alsof we bijna gaan vertrekken en begint het nieuwsgierige naar Mongolië in onze buiken te kriebelen. Voor we de volgende dag de bus naar Beijing pakken, maken we nog een snelle detour naar het kleine boerendorpje Déshèng Bao. De bus zet ons uit op een doorgaande weg en de chauffeur wijst ons welke kant we op moeten lopen. We zien, behalve een nogal lange weg, niets maar beginnen toch maar braaf te lopen. Heerlijk rustig om 8 uur ‘s ochtends. Na een tijdje zien we het dorpje dat geheel is omringt door oude muren van een fort dat deel uitmaakte van de Chinese Muur. Van de muur is niets over behalve de aarden binnenwanden. De boeren vonden het veel handiger om de stenen van de muur te gebruiken voor het bouwen van nieuwe huizen dan om zelf stenen te bakken. Oostelijk van het fort is dan de ‘echte’ de muur... gokken we, want daar was wel heel erg weinig van over. Maar verder was het een heerlijke rustige wandeling op en langs de muur door het boerenland. Daarna snel in een busje, waar we eigenlijk niet meer in pasten, terug naar Dàtóng en richting Beijing. Beijing is met 16,7 miljoen mensen wel een vrij grote stad te noemen. Er zijn natuurlijk ook wel heel veel Chinezen en dat lijken er alleen maar meer te worden gezien het aantal woonflatwijken dat echt overal in China uit de grond gestampt wordt.

In Beijing belanden we uiteindelijk in de Hutong, het oude Beijing met alle kleine, kronkelende steegjes. Een hotel zoeken blijkt daar alleen nogal lastig. Maar een behulpzame Beijingse gewapend met smartphone to the rescue... Of toch niet, alle hotels blijken bomvol. Na uren samen zoeken worden we op een tip van 1 van de eerste hotels waar we gekeken hebben, in een te klein karretje voor 2 mensen met grote backpack, naar een nog niet vol hotel gebracht. Dat lijkt een reden te hebben want we blijken een nogal gehorige kamer in de, net wat te vochtige, kelder te hebben. Slapen blijkt ook lastig als de nachtelijke activiteit van iemand in de kamer boven ons, rollen met een grote knikker over de stenen vloer is. Weltrusten?! De volgende ochtend lijken wat extra euro’s boven op, de toch al niet zo goedkope kamer prijs, helemaal niet zo onredelijk meer en ruilen we onze kamer om voor een kamer zonder vocht en knikkerende bovenburen.

In Beijing hebben we het zomerpaleis van de keizer bezocht. Het paleis ligt mooi op een heuvel aan een groot meer, en als het te warm was in de verboden stad verkaste de keizer naar deze koelere plek. Wat best een leuk optrekje is! De dag erna was het tijd voor de verboden stad zelf. Wat een enorm complex!! Enorme pleinen waar de drukte, die er toch echt wel was, gewoon in het niet viel. We hadden gehoopt dat we in meer gebouwen echt binnen konden gaan of op zijn minst konden kijken, om te zien hoe de inrichting etc. was, maar dat was helaas niet zo. Maar daar zijn, en terugdenken aan hoe het hier ongeveer geweest moet zijn, was toch wel bijzonder. We moeten ‘the last emperor of China’ nog maar eens kijken. Vanaf een heuveltje achter de verboden stad had je een mooi uitzicht op de stad zelf en zag je pas goed hoe groot het was.

Beijing was een fijne stad, al hebben we natuurlijk maar een klein stukje gezien. Want dat het op zich een grote stad moet zijn, bleek wel aan dat je 6 ringwegen om de stad hebt?!! Maar met minder hoge gebouwen (dan o.a. Shànghai) oogde het vriendelijk. En met de metro was alles heel begaanbaar. Het grappige in de metro is dat ze via projecties op de tunnelwanden reclames en filmpjes vertonen. Niet dat iemand die ziet, want iedereen is hun favoriete Chinese soap aan het kijken op hun telefoon. We dachten dat het in Nederland al erg was, maar in China lijkt iedereen zo ongeveer vergroeit met hun telefoon (de iphone 6 lijkt het meest compatible met de gemiddelde Chinees :). Soms ook wel handig, want ze hebben een vertaal app van Baidu (de Chinese Google), die toch best handig bleek, aangezien veel mensen geen Engels spreken. Voor we vertrokken wilden we niet zoiets gebruiken en dachten we met gebarentaal een heel eind te komen, maar de Chinezen grepen gelijk naar Baidu. Op één busrit hebben we een soort stille conversatie via Baidu gevoerd met de jongen die naast ons zat :D

Voor we Beijing verlieten moesten we natuurlijk nog naar de Chinese Muur. We besloten iets verder weg te gaan, naar Jinshanling, waar het minder toeristisch is. Eerst een bus van 2,5 uur en daarna nog een uur met een taxi aangezien we op een totaal verlaten busstation stonden. Na een tijdje onderhandelen met een taxichauffeur hadden we een soort van akkoord op een prijs en werden we zo ongeveer zijn taxi ingetrokken. Halverwege de weg stopt hij ineens, en dan weten we inmiddels wel dat de rapen gaar zijn. Of we niet naar een andere plek dichterbij willen. Ehh, nee... We willen naar Jinshanling, zoals we net hebben afgesproken. En toen begon het gedonder. Hij wilde wel naar Jinshanling, maar dan moesten we ineens 1,5 keer zoveel betalen. En dat terwijl we het in het onderhandelen altijd over Jinshanling hadden.... Na wat wazig gedoe hebben we hem gezegd door te rijden en besloten we dat we dan maar gewoon minder gingen betalen ;-) Toen we uit de auto werden gezet, op een ondefinieerbare plek en totale onduidelijkheid waar je de muur op kon, betaalden we dus iets minder dan eigenlijk afgesproken omdat we naar ons idee echt niet waren waar we afgesproken hadden. Dat lokte een nogal heftige reactie uit en smeet de taxichauffeur het geld op de grond en begon te schreeuwen en Rogier vast te pakken. Het leek erop dat het op ruzie uitdraaide. Uiteindelijk leek het ons beter geen taxichauffeur neer te hoeken voor een paar euro’s, dus hebben maar betaald, maar duidelijk gemaakt dat het een ontzettende eikel was :D Toen we wegliepen op zoek naar een plek waar we de muur op konden, werden we nageschreeuwd en toen we omkeken stond hij ineens met een ijzeren staaf te zwaaien... Maar dan uiteindelijk niks durven doen. Wat een idioot! We hebben hem maar smakelijk in zijn gezicht uitgelachen. Uiteindelijk hebben we een andere taxi gevonden die ons naar de juiste plek bracht. Helaas kwamen we wel uren later aan dan bedoeld en waren we vervolgens nog meer teleurgesteld dat we niet van Jinshanling naar Simatái konden lopen over de muur. Blijkbaar hebben ze de muur op een plek afgebroken om er een snelweg aan te leggen... Na geluncht te hebben konden we dan eindelijk beginnen aan de klim naar de muur. Eenmaal boven kwam onze glimlach terug! We waren alleen! Op een sterveling na, was er verder niemand!! Wat een genot om in stilte De Muur en de omgeving te beleven. Hoewel hij in het landschap van de bergen eigenlijk maar een nietig muurtje lijkt, voel je als je erboven op staat hoe machtig hij is, hoog en breed! Het was super om te zien hoe de muur zich over de bergkammen kronkelt als een soort slang, zover je maar kon kijken... Hoe verder je liep, hoe meer de muur werd zoals hij was, niet gerestaureerd, her en der afgebrokkeld en overgroeid met planten/struiken. Uiteindelijk hebben we nog best een stukje gelopen, want jullie weten: lopen is gezond! En rond 5 uur werden we letterlijk met veel moeite van de muur gestuurd. Blijkbaar zijn er overal toegangspoorten waarvan de hekken op slot gaan.

En dan moet je terug naar Beijing terwijl er geen transport meer is vanaf de muur. We besluiten om 5 km naar de snelweg te lopen en te hopen op nog een bus en anders te gaan liften. Iemand wil ons wel een taxilift geven naar de snelweg. En hoewel lopen gezond is, maken we toch maar gebruik van dat aanbod gezien de tijd en de km’s die nog voor ons liggen. Eenmaal bij de snelweg aangekomen stopt hij aan de verkeerde kant van de weg op een parkeerplek en beweert bij hoog bij laag dat er geen bussen meer richting Beijing rijden en hij wel als taxi wil rijden. Maar tegen echt een belachelijke prijs! We besluiten weg te lopen, naar de andere kant van de weg die richting Beijing gaat (lijkt ons handiger...) en te liften. Als geen enkele auto reageert, hopen we op wat hulp van de verkeerspolitie die daar een kantoor heeft. Zij geven aan dat er wel degelijk nog een bus gaat en dat we maar even moeten wachten, ze regelen het wel even voor ons, fijn! Via de camera’s die er bij de tolpoort een paar honderd meter verderop hangen, wordt in de gaten gehouden welke bussen passeren en na ongeveer een half uurtje wordt de bus naar Beijing staande gehouden :D Tijdens het wachten kwam de taxichauffeur nog binnen om ons nogmaals te zeggen dat er geen bus naar Beijing reed. Toen hij ook door de politie wat werd uitgelachen droop hij uiteindelijk toch maar af ;-)

Om alvast een voorproefje op Mongolië te nemen besloten we via Hohhot, in de provincie Inner Mongolia, richting de grens te reizen. Daar zouden we dan ook precies op tijd zijn om nog het Mongoolse festival Nadaam mee kunnen pikken. Maar eerst was het tijd om een paar Mongoolse tempeltjes te bekijken. Het was leuk om weer eens een andere stijl en kleuren te zien die ook mooi afstaken tegen de strak blauwe lucht. Ook grappig is dat ze naast het Chinese schrift ook het oude Mongoolse schrift (verzonnen door Dzjengis Khan) gebruiken, dat er best apart uitziet. Het is een soort van verticale strepen met kringeltjes er doorheen. Het Nadaam festival hebben we uiteindelijk alsnog laten schieten, omdat we best een beetje moe waren van het strakke reisschema de laatste weken; dag sightseeing, dag reizen, dag sightseeing, dag reizen enzovoort. Het lijkt zelfs alsof we hier vaker de wekker zetten dan in Nederland... Altijd die ochtend weer. En onze laatste echt dag China hebben we dus lekker uitgeslapen en ‘s avonds een grote vis besteld als avondeten. Besprenkelt met stukjes supermarkt worst, maar verder erg lekker!!

De volgende dag was het tijd voor de oversteek. En ineens begonnen we te twijfelen hoe we de 30 dagen van het visum moesten tellen... Is dag 1 de dag van de stempel in je paspoort of de dag erna? Op internet vonden we verschillende berichten en konden we niets anders dan maar afwachten wat er zou gebeuren. Al knepen we hem wel een beetje, want Chinezen kunnen best streng zijn en naast een boete zou de registratie op de zwarte lijst erger zijn, aangezien we dan niet meer via China naar Zuid Korea kunnen reizen. Met de bus vertrekken we naar een dorpje aan de grens en vanaf daar met een speciale bus die ons de grens over moet loodsen. De rijen bij de douane post zijn lang en de buschauffeur was al een keer komen kijken waar we bleven, nog voordat we aan de beurt waren. En toen we aan de beurt waren, werd er steeds moeilijker gekeken en werd een collega opgeroepen. De telling van de 30 dagen leek wel goed gegaan te zijn, denken we, maar ze vonden het bizar dat we geen stempel van de Nederlandse douane hadden als bewijs dat we Nederland verlaten hadden. Dus dat moest worden uitgeplozen en vertrok de douane mevrouw met onze paspoorten... Inmiddels stond de buschauffeur ongeduldig van het ene op het andere been hinkend bij ons te wachten. Gelukkig kwam ze vrij snel terug met onze paspoorten, werden de stempel gezet en mochten we verder. Pfieuw! En toen was het rennen naar de bus, waar iedereen heel ongeduldig op ons zat te wachten. Na het stukje niemandsland kwam de douane aan de Mongoolse kant en hoewel Rogier zijn stempel al te pakken had, werd met het paspoort van Elske weer naar achter gelopen om iets te controleren. Het leek alsof de douane zelf nog niet wist dat Nederlanders in 2015 zonder visum het land in mogen ;-) Maar uiteindelijk hebben we allebei een stempel te pakken en zijn we officieel in Mongolië! High five! Zin in het nieuw avontuur!!

Nou, dat was weer een heel verhaal en flink wat uurtjes typen! We wilden Mongolië iets beter bij houden en sneller posten, maar dat is goed mislukt, haha! Het blijft natuurlijk wel vakantie!! :D Over een weekje laten we Mongolië al weer achter ons en gaan we via China naar Zuid Korea!

Liefs vanuit Ulaanbataar